Aan het
Akerkhof is het raam van Huis de Beurs omhoog geschoven. Een licht briesje
blaast links door de vitrage. Een zomerse dag in 1942. Twee herenrijwielen leunen
tegen de smoezelige gevel. De linker heeft een goed gevulde fietstas. De inhoud zal
van geen enkele waarde zijn; anders laat je deze niet zo achteloos achter. In die karige
oorlogsjaren is immers iedereen in de weer met overleven. Graaien, scharrelen
en struinen. Maar ach, beide heren, gezeten aan de stamtafel, houden van achter
het potje bier of het kelkje jenever de boel scherp in de gaten.
Met de
kwalificatie VOLLEDIGE VERGUNNING aan de gevel geeft de waard royaal te kennen
dat hij zijn klandizie alles mag en kan schenken. ‘Vooruit! Kom binnen! Wees
welkom!’
Maar wacht.
Op het raam links in de hoek heeft hij met drie flinke plakkers een
meedogenloze mededeling aangebracht die van zijn gastheerschap niets overlaat:
'Voor Joden verboden.'
Op de rand
van het trottoir staat een jongeman in korte broek daar maar wat te staan. Aan
het zijgeveltje van het Beurs Theater vergaapt een man zich aan foto’s uit de
film die er die week zal worden gedraaid. Adverteren doet begeren. En een wat oudere
heer schuifelt met een grote boog om Huis de Beurs. De Jodenster op zijn jas
verklaart waarom.
Het is
vandaag 4 mei. Dodenherdenking. Twee ogenschijnlijk zo gewone foto’s verbeelden een alledaagsheid waarvan we de tragiek pas naderhand ontwaren.