maandag 21 november 2016

De Ster


In de jaren ’70 kende Groningen Josje, een ogenschijnlijk onbeduidend café in de Peperstraat. In Rock ’n Roll Junkie van Jan Eilander (1994), een biografie over Herman Brood, duikelt het café steeds maar weer op. Het staat er centraal. Een intrigerende constante. Zo onbeduidend was dit koffiekroegje kennelijk niet. Nee, berucht blijkt een kwalificatie die Josje zo veel beter paste.

In 1980 nam Johnny Többen de exploitatie ervan over. Josje werd De Ster.
Vanuit de CPN, de Communistische Partij Nederland, had Johnny zich een jaar of wat daarvoor opgeworpen als stakingsleider tijdens de langdurige arbeidersonrust bij de Winschoter strokartonfabriek Okto. Sluiting dreigde. Met de naamgeving van zijn café verwees hij naar de communistisch-anarchistische symboliek: de rode, vijfpuntige ster. Een helder, onmiskenbaar en expliciet politiek statement. Hij wist De Weduwe van den Eelaart, een klein jenevermerk uit Schiedam, te strikken voor de neon-buitenreclame van zijn café. Het merk voerde een ster in zijn logo. Een witte weliswaar, maar toch: een ster.

De Ster werd een legendarisch café, een authentiek donker, wat sinister heavy metal instituut. Het afficheerde zich met de sterke slogan Hart voor Hard.
Een oppervlakte van ongeveer zestig vierkante meter, exclusief halletje en toiletten. Meer dan dit, dat was het niet. Het bier werd uitsluitend geserveerd in flesjes. De aanwezige tap was nergens op aangesloten. En ondanks de grote muzikale betekenis die het café voor metalheads heeft gespeeld, vond er nooit een live optreden plaats. De ruimte die dat vroeg, die was er simpelweg niet.

Medio 2010 zegde de pandeigenaar de overeenkomst met Többen op. Met een andere pachter kon hij er financieel aanzienlijk beter van worden. Zo gaat dat. Kapitaal en Cultuur. Dat bijt. ‘Mijn levenswerk wordt me onder de kont weggetrapt,‘ stelde Johnny. Een ferme constatering die hout sneed.

Drommen liefhebbers van snoeiharde, onversneden doom, gothic, metal en thrash wisten van heinde en verre het café iedere avond, iedere nacht maar al te goed te vinden. Johnny was er de baas. Hij was beeldbepalend. Dat wil wel als je een hele grote, dikke man bent die zijn broek slechts door krachtige bretels wist op te houden. Johnny was een man die een grote liefde aan de dag legde voor zijn Mieke, voor zijn wonderlijk café en voor zijn grommende, noisy en duivelse muziek.

Vaak was De Ster ons eindstation van een genoeglijke avond.

Met Johnny deelde ik een schoolverleden. Allerminst gehinderd door de voortdurende klerenherrie om ons heen haalden we in De Ster nogal eens herinneringen daar aan op, de zoete, maar vooral de kwalijke. Met die laatste heeft Johnny met een niet aflatend fanatisme recent juridisch afdoend korte metten weten te maken.

Dit terzijde.

Op 31 augustus 2010 was het definitief gedaan met het instituut Home of Metal History, een kwalificatie die De Ster toekwam. In het geroemde VERA, the club for the International Underground, werd op 10 september 2010 een afscheidsconcert gegeven, A Farewell to Café De Ster.


Bands die in het Groninger metal circuit er toe deden, bands met sprekende, maar beangstigende namen als Vortex, God Dethroned, Prostitude Disfugerement, Ministery of Terror, Damnator, Gheestenland, As it Burns en Department of Correction brachten het unieke café hun muzikale hommage. Het was een avond waarbij De Ster, en vooral Johnny Többen werd geëerd voor hetgeen hij en zijn café voor de Groninger muziekcultuur heeft betekend. Johnny besloot die avond met de nuchtere constatering: Aan alles komt een eind.'

Dat zal blijken.

Maar dan. Verder zonder De Ster.

Dat ging Mieke en Johnny erg goed af. Ze genoten van het leven. Ze genoten van elkaar. Tijdens een terloops bezoek aan het mooie Dordrecht liep ik op 10 juni 2015 Johnny pardoes in de Voorstraat tegen het lijf. Zo gaat dat wanneer je hem ontmoet. Een dienstdoende postbode was zo goed ons met ons viertjes te portretteren. 
Toen al wist Johnny van zijn ellendige, onherroepelijke ziekte. Ondanks dit fatale perspectief nam hij het leven tot het laatst gelaten, maar met een dapper optimisme.

In het wat morbide affiche A Farewell to Café De Ster zie ik zijn jammerlijke dood verbeeld.

Johnny, een aimabel en markant marxist. Tot in de kist.




zondag 6 november 2016

Presidenten en Peugeots


Na twee zittingstermijnen van vier jaar treedt Barack Obama in januari 2017 grondwettelijk af als President van de Verenigde Staten. Voor de verkiezing van # 45 op 8 november houden we ons hart vast.

In zijn illustere retorica verpakte Obama bevlogen zijn ideologie. Nooit hoorden we een krachtiger verkiezingsmotto dan Yes, we can. Desondanks heeft hij zijn hooggegrepen politieke ambities niet kunnen waarmaken: ‘…..want tussen droom en daad staan wetten in de weg en praktische bezwaren….’ Ik citeer Willem Elsschot uit zijn gedicht Het Huwelijk (1934).

De zorg die hij als president van Amerika op zich nam zien we treffend verbeeld op een foto die in 1992 in Kenia is geschoten. Kenia, het land van zijn vader, een vader die hij nooit heeft gekend.



Het is een vreemde foto, een hele vreemde foto. De emoties die we zien, die stroken niet. Op de rechter zij van Barack zien we drie handen, waarvan twee zich ferm aan hem vastklemmen. Zijn rechter elleboog maakt een hoek van negentig graden, een hoek die een nuchtere kordaatheid uitstraalt. Het is een houding die haaks staat op de gepassioneerde wijze waarmee Michelle hebberig van hem bezit neemt en waarbij ze met één oog schalks de camera weet te vinden. Barack oogt ongemakkelijk. In zorgelijke gedachten elders.

We bevinden ons aan de rand van een sloppenwijk van Nairobi, een stad die zich destijds fors en modern uitbreidde. Links van Obama zien we een heldere, witte woontoren. De moderne tijd rukt genadeloos op. Dat mag duidelijk zijn. Maar hun eigen wereld is er een van rommelige bouwwerkjes met blikken daken en een waar houten palen de elektriciteitsdraden dragen.

Daar staan ze te staan, tussen twee Volkswagens en een Peugeot 204 links en een 404 rechts.

Ik trof een foto van Georges Pompidou uit 1969, waarop hij over het grindpad van zijn buitenverblijf in Orvilliers schuifelt.



De foto zien is het knisperen van het tuinpad horen. Handen in de broekzak met een kort, dun en flodderig colbert. Statuur zonder stijl. De roep van een vogel vraagt zijn aandacht. Of wellicht die van een maîtresse. Misschien wel de roep van beide. 

Ach, waarom zouden we het willen weten?

Links een 204, rechts een 404. Zo gaat dat kennelijk; bij presidenten.