donderdag 31 december 2015

Vuurwerk



Westvuurwerk.nl werd door de gemeente Groningen een vergunning verstrekt vuurwerk te verhandelen tegenover de brandweer. Een veilige plek zou je denken. Enschede indachtig zal een ontploffing van het volgestouwde magazijn de brandweerkazerne catastrofaal treffen. Het bluswerk dat explosie en brand vraagt zal van elders moeten komen en dat zal die denkbeeldige ramp vooral vergroten; de gemeente Groningen verwijtbaar.

Ik trof een bestelwagentje van Westvuurwerk, geparkeerd aan de Sontweg, tegenover de brandweer. Op dat moment passeerde een ambulance in volle vaart.

De foto verbeeldt kernachtig Oudjaarsdag.


woensdag 9 december 2015

Jean-Paul Bowie

Andreas Blühm is algemeen directeur van het Groninger Museum. Ik ontmoette hem deze zomer op een zonnig terras in Groningen. Een vriendelijke man.

Op 10 december vindt in het Groninger Museum de opening plaats van de retrospectieve expositie David Bowie Is. Dit spraakmakende, spectaculaire circus startte in 2013 in het Victoria and Albert Museum in Londen. Vervolgens deed het Toronto, São Paulo, Berlijn, Chicago, Parijs en Melbourne aan. Groningen past in deze reeks van steden. Wereldwijd bezochten inmiddels meer dan een miljoen mensen David Bowie Is.

Niet mis.

De expositie biedt een compleet overzicht van de carrière van Bowie. Het toont in een fascinerende context onder meer handgeschreven songteksten, originele podiumkostuums, hoesontwerpen en zo veel andere triviale curiosa.

Het belooft wat. Komt dat zien!

De laatste kans deze tentoonstelling te bezoeken is van 12 december tot en met 13 maart 2016 in het Groninger Museum. Dan zit de wereldreis er op.

Blühm attendeerde ik bij genoemde gelegenheid op een curieuze anekdote die mijn geliefde Groninger schrijver Jean Paul Franssens in zijn autobiografische bundel De wereld wil bedrogen worden (1999) beknopt en intrigerend beschreef.

Franssens (1938-2002) was een bon vivant die op een breed muzisch gebied van wanten wist: toneelregisseur, operazanger, toneelschrijver, decorvormgever, beeldend kunstenaar, schrijver van romans, gedichten, novellen, korte verhalen, tekenaar, schilder en wat al niet. Voor niets draaide hij zijn hand om. Bowie heeft in zijn carrière er ook voortdurend blijk van gegeven over de meest uiteenlopende artistieke kwaliteiten te beschikken.

Toevallig trof ik Blühm enkele weken later weer. Hij bleek genoemde bundel er inmiddels op nageslagen te hebben en het frappante verhaal daarin te hebben gelezen. In kennelijke haast deelde hij mee dat ik aan de lijst van genodigden voor de openingsavond van deze expositie was toegevoegd.Een eer.

De persoonlijke uitnodiging daartoe ontving ik onlangs in een vierkante enveloppe met daarop prominent de naam van het Groninger Museum en links daar onder, het logo van de verantwoordelijke organisatie, het Albert and Victoria Museum London. Wist je niet beter dan zou je je afvragen wat het treurig warenhuis V&D in godsnaam met deze expositie van doen heeft.




In het voorwoord dat Blühm schreef in het bij deze expositie behorende magazine verwijst hij naar het verhaal van Franssens, niet zonder expliciete dankzegging aan degene die hem dit onder de aandacht bracht.

De rode lijntjes markeren het verhaal:




Ja, dat zullen boeiende avonden geweest zijn, daar in Dakar, bij de terloopse ontmoetingen tussen beide uomini universali.

zondag 15 november 2015

13/11

Bij de moord op 129 burgers, eergisteren in Parijs, werd vanavond in Groningen met gepast respect stilgestaan. De drie bovenste tranches van de Martinitoren, het symbool van de stad Groningen, werden daarbij gehuld in de tricolore van Frankrijk.

Ik las een reactie van een Franse lezer op een artikel in The New York Times van 14 november jl.: Paris Attacks Kill More Than 100. 

Alles wat deze gewetenloze moordenaars zo verachten, de gracieuze argeloosheid en de joie de vivre van het Franse leven, wordt hier in een notendop raak en subtiel geprezen:



Kortom, leven en vooral laten leven. 

Op deze zwoele herfstavond werd Parijs meedogenloos haar charme, grandeur en glans voor nu ontnomen.

zondag 1 november 2015

Brixx

Lieke, mijn oudste dochter, zou maandag jl. om 18.30 uur vanaf Schiphol naar Thailand vertrekken, haar geliefde land, het land van haar geliefde.

Zondagavond checkte ze voor deze vlucht on line in. Bij de vraag naar haar paspoortnummer bleef ze het antwoord schuldig: het paspoort bleek spoorloos. Lieke had haar reisdocumenten zorgvuldig opgeborgen in een klein etuitje met groen-zwart kleurpatroon. Maar waar was het? De inmiddels volgepakte koffer werd binnenstebuiten gekeerd, tafellades werden nagelopen en de vuilnis werd grondig nageplozen. Dit alles leverde niets op.

Wat te doen ?

Google als alomvattende vraagbaak bood veel, misschien wel te veel. Bomen en bos. Het feitelijke probleem werd daarmee veel groter dan dat het goedbeschouwd was.

Uiteindelijk gingen we moedeloos naar bed en sliepen in, in diepe onrust.

Lieke had van ons nog een verjaarscadeau te goed. Ze koos voor een nieuwe reistas, waarin laptop, documenten en overige zaken voor een reis als deze compact en veilig kunnen worden opgeborgen. Bij tassenspeciaalzaak Brixx aan het A-Kerkhof leek de Chesterfield daartoe erg geschikt: een royale rundleren handtas met veel vakjes, ritsjes en ruimte. Eenmaal thuis probeerde ze de tas uit: de inhoud van haar versleten tas verhuisde naar de Chesterfield. Alles paste, maar de gewichtsverdeling bleek niet naar wens. Misschien was een rugzakje toch beter.

Derhalve weer naar Brixx. Het werd inderdaad de rugzak.

Terug naar de paniek van zondagavond. Uiteenlopende varianten waarbij het paspoort spoorloos kon geraken lieten we de revue passeren. Alledaagsheid ontneemt soms de herinnering aan een routinematig handeling: ‘Misschien zit deze nog in het zijvakje van de tas die ik éérst bij Brixx kocht,‘ suggereerde Lieke curieus.

Het gaf ons allen te denken.

De maandag is een dag waarop ambtenarij en middenstand in alle rust hun werkweek beginnen. Om 13.00 uur schuiven de loketten traag omhoog, te zelfde tijd openen de winkels hun deuren. Het is een merkwaardige, Hollandse traditie. Zowel de gemeente Groningen als Brixx bleven dan ook tot 13.00 uur onbereikbaar, ook voor de dringende vragen waarvoor wij ons gesteld zagen.

Inmiddels nam Lieke die morgen contact op met de Marechaussee Schiphol. Een vriendelijke functionaris stond haar geduldig en begripvol te woord. Hij wist haar al gauw gerust te stellen: een noodpaspoort kon diezelfde dag worden aangemaakt. Resteerde het visum dat Lieke eerder die week bij de Ambassade van Thailand in haar paspoort in maar liefst drie kleuren kreeg gestempeld. Telefonisch noch via mail was deze Ambassade die morgen bereikbaar. Soit. Dan maar een verblijfsaanvraag bij aankomst in Thailand.

De onoverkomelijk ogende problemen die zich zondagavond aandienden bleken binnen een etmaal gereduceerd tot een simpel te nemen hindernis. Het stelde ons gerust, maar de nervositeit werd er niet minder om.

Rond 12.00 uur plaatsten we de koffer van Lieke in de kofferbak (waar anders?) van de auto. En ook haar nieuwe rugzak. Dan staat dat alvast klaar. Vervolgens namen we de fiets naar het A-Kerkhof: Brixx.

En daar stonden we met ons beiden, die late maandagmorgen, turend door de glazen pui van een gesloten, onverlichte tassenwinkel.

‘Daar links, daar staat die!’ constateerde Lieke samenzweerderig. Een geruststelling: de Chesterfield die ze zaterdag had verruild voor de rugzak was kennelijk nog niet verkocht. Stel je voor! Daarin bevindt zich waarschijnlijk het groen-zwarte etui.

Het zou nog drie kwartier duren voordat Brixx de deur zou openen. We kozen voor een strategische plek. Iets verderop aan de overzijde bevindt zich Doppio, een koffiezaak die de laatste jaren met mooie kwaliteitsprijzen aan de haal ging. Aan het raam was een tafeltje met twee stoeltjes vrij. Dat werd onze uitkijkpost: vanaf deze positie konden we iedere beweging rond de entree van Brixx nauwlettend in de gaten houden. Onze latte en ristretto rekende ik onmiddellijk af: als het moment daar zou zijn, dan konden we de zaak in alle rust halsoverkop verlaten. 

Dat moment was er al rap.

Rond 12.30 uur zagen we een in het zwart geklede dame de glazen deur van Brixx aan de buitenkant afsluiten. Was het ons ontgaan dat de dame daarvóór naar binnen was gegaan? We stonden toch scherp op onze qui-vive ?! Hoe het ook zij: we moesten er onmiddellijk op af!

Daar stonden we. Na enkele minuten ontwaarden we de dame tussen de mensen op het trottoir. Ze liep rechtstreeks af op Brixx, een sleutelbos in de ene en een AH-tasje in de andere hand: de dame van Brixx. We legden haar onmiddellijk de penibele situatie voor. Begripvol en gastvrij liet ze ons binnen. Behoedzaam draaide ze de voordeur in het slot.

Daar waren we, in Brixx. In geur van leer.

Lieke liep monter en zelfverzekerd op de Chesterfield af waarvan zij dacht dat die de hare was. In een vloek en een zucht doorzocht ze deze grondig. De inhoud bleek slechts papier- en plastic vulmateriaal. Een teleurstellende constatering. Heel even zakt de bodem onder je voeten weg, maar al snel bood het alternatieve scenario grote troost.

‘Misschien staat er nog een in de etalage’, opperde de winkeldame. Er werd daar van alles en in veel kleuren geëtaleerd, maar geen Chesterfield.

Teleurgesteld, misschien zelfs wat wanhopig keken we elkaar benauwd aan. Desondanks gaf Lieke de hoop niet op: ‘Ik loop nog even naar beneden.’

Zo gezegd. Zo gedaan.

Tussen tassen hing een Chesterfield te pronken. Bij het openritsen van het  zijvak ervan slaakte Lieke bij het zien van slechts een klein stukje van het groen-zwart-patroon: ‘Ik heb hem !’



Grote emotie, tranen van geluk, mijn spontane kus op de wang van de onbekende winkeldame en een innige, emotionele  omhelzing tussen dochter en vader. Het was een intiem moment, die vroege maandagmiddag, daar in Brixx.

Een uur later zette ik Lieke op de trein, de trein rechtstreeks naar Schiphol, voor haar vlucht naar haar geliefde Thailand.


Die vlucht van Lufthansa die zou ze niet missen.

Ik haar wel, maar wel zonder zorgen.

woensdag 23 september 2015

Volkswagen




We zien hier de contouren van het dak plus de stijlen van de voorruit van mijn Peugeot 104 uit 1977. Op de achtergrond passeert een verhuiswagen.



De Peugeot 104 werd in 1972 ontworpen door de Italiaan Paolo Martin, destijds werkzaam bij Pininfarina, een studio die veel invloed heeft gehad op het uiterlijk van auto’s uit de jaren zeventig en tachtig. Bij de introductie van de Peugeot 104 was deze Europa’s eerste volwaardige, kortste en kleinste vierdeursauto. Volkswagen produceerde op dat moment nog steeds de Kever, het paradepaardje van Adolf Hitler. Uiteindelijk gingen er wereldwijd meer dan 21 miljoen exemplaren ervan over de toonbank. Volkswagen deed zich hiermee haar naam meer dan eer aan.

Nadat de productie van de Kever definitief was beëindigd wist VW aanvankelijk geen geschikte compacte middenklasser als opvolger ervan in de markt te zetten.

Maar dan.

In mei 1974 werd de Golf geïntroduceerd, een design van Giorgetto Giugiaro. Hij kopieerde de sobere, strakke lijnen, de scherpe hoeken en de gedrongen vorm van de elegante Peugeot 104, die op dat moment al twee jaar als allereerste hatchback op de markt was.

In de treurige Groninger wijk Vinkhuizen heb ik niets te zoeken, maar enige tijd geleden was ik er toch: in de Metaallaan. Zo hard die naam, zo poëtisch die klinkt. Langs het trottoir trof ik een Golf van de eerste generatie. Ik plaatste mijn 104 erachter en ernaast en maakte een drietal knullige foto’s.



Ten tijde van de introductie van de Golf in 1974 stond Volkswagen aan de rand van de financiële afgrond. Het kopiëren van het succesvolle concept van de Peugeot 104 bleek haar redding. Inmiddels zijn we zeven succesvolle generaties van de Golf verder. 

De affaire rond het Abgasskandal, de sjoemelsofotware van VW, getuigt in feite van crimineel en commercieel geniep waarmee Volkswagen het verkoopsucces van de Golf optimaal tracht uit te wringen. 

Wellicht de nagel aan haar doodskist.




vrijdag 4 september 2015

Bruhns



Onlangs kreeg ik een pocket cadeau, Made in France (Reed Darmon, 2009, Chronicle Books, San Francisco), een Engelstalige uitgave waarvoor ik desondanks de titel Fabriqué en France, dan wel Produits de France zou hebben gekozen.

In maar liefst 254 pagina’s lopen we door de Franse grafische geschiedenis van de vorige eeuw en wel aan de hand van filmaffiches, mode, koekblikken, lp-hoezen, kaasverpakking, toerisme, postzegels, asbakken, glaswerk, vloeitjes en zo veel meer. Het boek straalt uitbundig uit hoe alledaagsheid elegant, stijlvol, verfijnd, verrassend dan wel avant-gardistisch zich laat vormgeven.

Al bladerend trof me op pagina 51 de volgende afbeelding: 



Het betreft behang van schilder en decorateur Ivan da Silva-Bruhns (1881-1980) uit zijn serie Répertoire du Goût Moderne (1928).

Voor € 14,- kocht ik uit het faillissement van Polare een cassette met daarin vier boeken die het muzikale solowerk van The Beatles belichten. De uitgave ziet er weliswaar verzorgd uit, maar inhoud en fotografie doen goedkoop aan. En dat doet vooral de omslag:


Ook als solisten verdienen The Fab Four zo veel meer dan de kwalificatie muzikaal behang welke de omslag van de cassette impliciet suggereert.





woensdag 29 juli 2015

Sala Borsa

Via email ontving ik een document dat ik graag had geprint. 

Ik verbleef in Bologna.

In de Sala Borsa, de van oorsprong financiële beurs aan de Piazza Maggiore, is tegenwoordig de Biblioteca del Comune di Bologna gevestigd. Hiervóór heeft het decennia gediend als basketbalhal. Het is een indrukwekkend, royaal en fraai gebouw waarvan de bouwelementen van de 16e tot en met de 21e eeuw zich eenvoudig en ongestoord lieten combineren tot hetgeen er nu voornaam staat.

Met de vraag ´Parla Inglese ?’ vervoegde ik me bij een willekeurige dame achter een van de talrijke balies.´A little´, antwoordde de bibliothecaresse. Het werd me al snel duidelijk dat ze met dit summiere antwoord zichzelf te veel prees. Ze nam me mee naar een andere balie die zich in een hoek van de rijk gedecoreerde hal bevond: wanneer men van internet gebruik wil maken, dan dient men zich hier te vervoegen.



De geüniformeerde, vriendelijke heer achter deze balie begon voortvarend met de formaliteiten: of ik me kon legitimeren. Vervolgens overhandigde hij me een vragenformulier waarop ik geacht werd allerlei, wat mij betreft, niet ter zake doende personalia in te vullen. Intussen informeerde de dame hem over de veronderstelde reden van mijn komst, welke ze met haar Engelstalige vaardigheden uit mijn verzoek meende te kunnen opmaken. 

Al gauw bleek dat de dame het Frans beter beheerste dan het Engels. Beter is betrekkelijk, maar de vaart kwam er snel in toen ik haar, nu in het Frans, nogmaals de reden van mijn komst uiteen had gezet. Ze vertaalde een en ander rap in het Italiaans, de enige taal waarover de geüniformeerde heer beschikte. Mijn verzoek werd hem aldus duidelijk. Maar hoe te handelen? Daartoe consulteerde hij twee collega’s uit een kantoortje achter hem. Gedrieën bogen ze zich over mijn identiteitskaart, die als een verdacht iets centraal op het bureaublad lag. Men besprak een en ander onderling. Het Nederlands kent hiervoor het samenzweerderige werkwoord smoezen.

Hoe dan ook, de kogel was snel door de kerk. De man in uniform griste een smal strookje papier van een stapeltje, legde het in de lengte deels over de rand van het tafelblad, vouwde het, streek een keer heen en een keer weer en scheurde er een klein stukje van af. Hierop kalligrafeerde hij het getal 27896 en overhandigde me dit als een document waar ik zorgvuldig mee diende om te springen.

De hulpvaardige bibliothecaresse escorteerde me vervolgens naar de afdeling waar het mij om te doen was. Daartoe staken we de hal diagonaal over, namen de trap naar de eerste etage om daar te worden ontvangen door drie functionarissen. Deze zaten wat onderuitgezakt achter een klein rond bureau. Kennelijk even niets omhanden. In tegenstelling tot hun collega’s beneden waren ze gekleed in vrije-tijds-kleding: sportieve polo’s in rood, groen en blauw op nette jeans. De heer in het rood, ontegenzeggelijk van Afrikaanse komaf, sprak Frans, sabbelde op een roze lolly en ontfermde zich over mij. De man in het groen bleek zijn assistent.

Ze gingen me voor naar een van de vele pc’s die in de volle breedte van de ruimte stonden opgesteld. Een IBM uit de jaren ’90, met daarop zowaar Windows 8, werd me ter beschikking gesteld. Daar kon ik mee uit de voeten.

Ik ging er voor zitten. Beide mannen ook, de een links en de ander rechts van mij. Het inloggen vereiste drie verschillende toegangscodes.  De heer in het rood toetste een algemeen wachtwoord in, de ander daarop een ander. Toen was het mijn beurt. 



Toen ik mijn gmail-account had geopend met bovenstaande code schoven beiden wat dichter op naar het beeldscherm. Voortvarend op zoek naar de documenten waar het mij om ging, tikte ik de naam van de afzender in de zoekbalk. Onmiddellijk wees de man met de lolly mij erop dat de balk daaronder de geëigende was. Bij zoveel  indiscretie, impertinentie en intimidatie besloot ik onmiddellijk de heren te negeren en mijn documenten elders te laten printen.

Inmiddels patrouilleren, zoals de laatste tijd gebruikelijk blijkt, twee soldaten in camouflerend gevechtstenue, met UZI in de aanslag, aan de zuidoost zijde van de Piazza Maggiore . De Jeep is hun compound.


Tegenover hen, ongeveer 300 meter aan de zuidwestelijke kant van dit plein staat permanent een busje met een gewapende eenheid van de Polizia. Voorts wordt de entree van de tussen beide gelegen Basilica di San Petronia voortdurend bewaakt door twee politieagenten. Gepakt en gezakt.

Merkwaardig, verwarrend en verontrustend: het is voor de vakantieganger allemaal zo onwelkom. Misschien tegen beter in ervaart deze een en ander dan ook het liefst als lokale folklore.






donderdag 16 juli 2015

Van Rijn

Het was een unieke verzameling van maar liefst 106 werken van Rembrandt die het Rijks Museum onlangs uit dertig collecties exposeerde.  Misschien was het wel iets teveel van het goede. Rembrandt (1606-1669) zelf zou waarschijnlijk verbluft en overrompeld zijn geweest bij de presentatie van deze overdaad aan werken uit de laatste twintig jaar van zijn leven, tragische jaren van ellende en treurig verdriet, persoonlijk faillissement, het overlijden van zijn geliefde Hendrikje Stoffels en de dood van zijn enige zoon Titus.

Late Rembrandt.

Zo veel mogelijk Rembrandts uit zijn laatste jaren tezelfdertijd in één expositie presenteren, dat is uniek. De Staalmeesters is mijn favoriet.



Staalmeesters waren de gekozen leden van de keuringscommissie van het Amsterdamse Lakengilde. Zij beoordeelden de kwaliteit van de door de Verenigde Oostelijke Compagnie te verschepen gekleurde lakens. Van Rijn koos hierbij voor een opmerkelijk perspectief: hij zit aanzienlijk lager dan zijn geportretteerden. Op tafel zien we dan ook maar een stukje van het kloeke boek waarin de kwaliteitsnormen van het Lakengilde staan omschreven. Met een deskundige toetsing als deze hielden de Nederlanden hun internationale handel kwalitatief op scherp. Controle levert sterk werk.

De drie afzonderlijk voorstudies voor de De Staalmeesters verbazen: daar lagen ze, in een glazen vitrine, de wat vergeelde potloodschetsjes van Rembrandt aan de hand waarvan hij dit meesterwerk schilderde. Bijzonder dat er iemand was die deze schetsjes interessant genoeg vond om te bewaren. Misschien was het de schilder zelf.

Het uiteindelijke resultaat boeit. Misschien is het wel het mooiste doek uit de magistrale, Nederlandse Gouden Eeuw. 

De heren poseren, avant la lettre, voor een fotograaf. Ze zitten klaar voor het groepsportret. De tweede heer van links, met gesoigneerd grijs sikje, dat we tegenwoordig vooral kennen van bikers en van de wat alternatieve zestigers kijkt wat dwingend en streng naar Van Rijn:

‘Wacht, ik zoek een betere plek!’

Van Rijn negeert zijn verzoek en schildert De Staalmeesters juist op het moment waarop bedoelde man zijn draai nog niet gevonden heeft. Daarmee voegt hij dynamiek, samenzwering en geheimzinnigheid toe aan dit verder kalm en braaf tafereel. 

Wanneer iets schaars is, dan is de vraag ernaar groot. Het is een simpele economische wetmatigheid, geformuleerd in de Eerste Wet van Gossen, de wet van het afnemend grensnut (1854). Het overdonderend commercieel succes van deze expositie bevestigt de juistheid er van.De credits voor de marketing gelden de directeur van het Rijks Museum, Wim Pijbes.

Veendam.

Het was een kostbaar project. Het omvangrijk transport vice versa, de summiere, maar knappe rondleiding op een vernuftig opvouwbaar A-4 in de meest uiteenlopende talen, de verzorgde catalogus plus publiciteit en verzekering: de kosten waren er naar. Terloops de vraag wat je met een deugdelijke, allesdekkende verzekering opschiet wanneer het Rijks in de hens vliegt en daarbij de complete collectie van Late Rembrandt in vlammen opgaat. Geld is dan van generlei waarde. Slechts afbeeldingen van het verloren werk zullen resteren om te koesteren wat er was.

Het toegangsbewijs kocht ik on line. Het bleek een juist besluit. Bij aankomst trof ik vanaf het Museumplein tot de entree een lange rij belangstellenden zonder ticket in de stromende regen. Eenmaal binnen werd deze rij tot aan de kassa’s in tweeën geknipt: de ene ging naar links, de andere naar rechts. De aanvankelijke file bleek aanzienlijk langer dan dat die aanvankelijk leek.

Mijn entreebewijs werd gescand en ik kon vervolgens ongehinderd aan de slag. Het was nogal vroeg. Best vaak had ik dan ook even een Rembrandt voor mezelf. Maar na een uur bleek dit luxe. Het bracht me even op de gedachte dat je deze expositie misschien beter zou kunnen beginnen bij het einde ervan. Dan loop je tegen de stroom in en je treft steeds minder mensen op je pad. Dat heeft zo zijn voordelen.

Via de mail kreeg je een bevestiging van je komst plus de tijd waarbinnen je voor de expositie was ingeroosterd. In mijn geval die woensdag van 13.00 uur tot 15.00 uur. Feitelijk betekende dit dat je voor de 106 geëxposeerde werken 120 minuten werd gegund. Goed beschouwd 1.13 minuut per werk. Ik geef het je te doen.

Op de ingeplande bezoektijden werd niet gecontroleerd. Hoe pak je zoiets ook praktisch aan? De mensen konden dan ook ongehinderd langer blijven kijken. Gevolg was dat er minder bezoekers het pand verlieten dan dat er werden binnen gelaten. Al gauw konden de zalen de bezoekersaantallen dan ook niet meer aan. Ter illustratie een wat onscherpe foto die ik met mijn mobieltje schoot rond het Joods Bruidje.


Deze drukte werd me teveel en veel ging hinderen. Ook de toiletten kregen het flink te verduren.Veel mensen bij elkaar is voor veel mensen vaak te veel. Voor mij bijvoorbeeld. In deze situaties raak ik al snel geïrriteerd. Zelfs het minimale fysiek contact met een ander kan ik dan niet velen.

De overdaad aan schilderijen, tekeningen en etsen maakten de zalen kleiner dan dat ze feitelijk zijn. Op veel werk komt immers veel volk op af. De mensen eigenden zich daarbij vaak hinderlijk een doek toe om dit secuur te fotograferen. Ook het maken van een selfie voor een Rembrandt was schering en inslag.Met ongepaste beleefdheid tolereerde ik dit aanvankelijk, maar al snel ging deze idioterie mij irriteren. Uiteindelijk hield ik dan ook geen enkele rekening meer met dit soort egocentrisme.

Kijk en ruik waar het hier om te doen is: de verf, de lak, de afmetingen, de lijst, naar clair en naar obscure en bemerk wat je thuis in de naslagwerken of op internet vooral niet aantreft. De informatie die de papieren gids te bieden had bleek voor veel bezoekers te summier. Men verkoos dan ook volop de op beide oren vastgeklemde medioatour. Omdat deze zo veel meer info verschaft dan de papieren catalogus al doet, leidt deze tot opstopping bij bepaalde werken. Ook de Rijks Museum-app draagt hier aan bij. 

Overdaad schaadt.

Maar goed. Uiteindelijk verliet ik die namiddag verrijkt het Rijks. En nog steeds stond er een lange rij mensen, drijfnat en dapper in de regen. Hen wachtte veel moois.

Terloops vroeg me ik ernstig af wat natte, klamme kleding eeuwenoude olieverf en dito houten lijsten doet.




zondag 21 juni 2015

Berlioz

Van de Franse componist Hector Berlioz (1803-1869) ken ik alleen zijn Symphonie Fantastique (1830). Het is een krankzinnig psychedelisch werk, een avontuurlijke, muzikale achtbaan. De lp-hoezen die ik er van verzamel illustreren dit.

Het Noord Nederlands Orkest programmeerde onlangs zijn Grande Messe des Morts (1837). Als je eenmaal de Symphonie Fantastique kent, dan intrigeert alles van Berlioz. Ik ging er dan ook op af.

Berlioz kreeg in 1837 van de Franse autoriteiten de opdracht een requiem te componeren voor de soldaten die bij de bloedige, driedaagse Julirevolutie van 1830 in Parijs waren gesneuveld. Het was een felle opstand van democratisch gezinde republikeinen tegen de toen heersende aristocratische monarchie. Deze goedbetaalde, maar dubieuze klus liet Berlioz zich niet ontlopen.



De Grande Messe des Morts, ook Requiem genoemd , is een spectaculair, massaal en kolossaal werk. Hierboven zien we een van de vele notities van de componist waarop hij het aantal benodigde musici en zangers bij een bepaald fragment aangeeft. De aanvankelijke aantallen zijn zo onherroepelijk weggekrast, dat het niet duidelijk is of een en ander meer of minder werd. Het versluiert daarmee de magie van de oorspronkelijke compositie.

Bij de uitvoering van het Requiem werden deze avond twee orkesten in elkaar geschoven, het Noord Nederlands Orkest en de Koninklijke Militaire Kapel Johan Willem Friso. Voorts werden drie koren tot één samengevoegd. Bij elkaar opgeteld meer dan 350 musici en zangers. Op het propvolle podium van de grote zaal van De Oosterpoort pasten het dubbele orkest en de drie koren maar net. Uit nood kozen de vier koperensembles de vier hoeken die het balkon hen bood. Symphonie quadrophonique.

Ik geef het je te doen, dit alles te harmoniëren. Het ging Stefan Ashbury zichtbaar eenvoudig en gemakkelijk af. Het was overigens zijn laatste concert als vaste dirigent van het NNO.

Die avond hoorde ik en passant de laagste tonen die een cello kan produceren. We horen deze in Strawberry Fields Forever en in het intro van All you need is Love van The Beatles. De producer van vrijwel al hun werk, George Martin, was een klassiek geschoold musicus. Hij wist van wanten. Het verklaart wellicht ook waarom we in het Requiem een verpletterende en overrompelende kakofonie horen die sterk doet denken aan het slot van A Day in the Life.

Twee grote trommen stonden paraat. Die beloofden wat. Dat zou je denken. Uiteindelijk werden deze slechts in de slotakkoorden subtiel getoucheerd.

In de totale breedte van het orkest stonden tussen de strijkers en de blazers zestien pauken opgesteld, beroffeld door zeven stuks kale mannen, grijze mannen en mannen met baarden. Een macho instrument. Verrassend dan ook dat paukenist # 8 een jonge dame bleek. Met volle aandacht en finesse ontnam ze het instrument de seksistische connotatie.

Ik had een beste plek, in rechte lijn met de dirigent. Het gaf een mooi symmetrisch beeld in vier gestapelde kleuren: het paars van de akoestiek regulerende eierdozen, het bruin van de achterwand, het wit van koor en orkest en het zwart van de mensen in het donker. 

Met mijn mobiel filmde ik het slotstuk van deze Grande Messe des Morts, het Agnus Dei.

Groots, intiem en verstild.




Het Requiem van Berlioz is een indrukwekkend in memoriam.

Het past alle doden. 



zondag 31 mei 2015

Secret des Correspondances


Gisteren vierden Leo, de jongste broer van mijn moeder, en Ton hun vijftigjarig huwelijk. 




Bij die gelegenheid in Wageningen sprak ik de aanwezigen toe met het volgende:

In 1964 vertrok een moeder in het diepe zuiden van Noord-Brabant met de noorderzon. Ze liet daarbij haar man plus vijf kinderen achter voor wat ze waren. Een grotere liefdeloosheid is haast niet denkbaar. De kinderen werden in een internaat geplaatst, een internaat voor kinderen die om welke ellendige reden dan ook niet thuis konden zijn. Troosteloze omstandigheden als deze bijvoorbeeld.

Tante Trees, een oudere zus van Leo en een wat jongere van mijn moeder, was als Soeur Germaine in Bergen-op-Zoom als non werkzaam in deze treurige branche.

Van een internaat weet ik wanten: ik verbleef van 1961 tot ‘65 bij de fraters Maristen in Azelo, een buurtschap in Twente, dat we tegenwoordig vooral kennen van de filebrichten op Radio 1. Azelo: het is verworden tot hinderlijk verkeersknooppunt.

Maar goed. Die kinderen.

Voor de kerstvakantie van dat jaar zochten de nonnen logeeradressen voor de vijf. Mijn ouders, althans mijn moeder, ontfermde zich over Yvonne, een meisje van 16.

Ook ik kwam tijdens die vakantie vanuit Azelo thuis. Op vakantie in mijn eigen ouderlijk huis in Lochem. Ik was 17.

Yvonne was een mooi meisje.

Die vakantie fietsten we samen naar de leerfabriek van Postel aan de Goorseweg die in lichterlaaie stond. Gezeten in de berm aan de overkant van de weg keken we naar iets dat ons eigenlijk weinig boeide. De brand, die zat meer in óns.

De tijd vloog om en onze vakantie samen zat er dan ook vlot op. Yvonne terug naar Brabant en ik naar Azelo.

En dan, 24 februari 1965, de trouwdag van Leo en Ton.

Ik schreef ze een hartelijke felicitatie. Met puberale passie beantwoordde ik diezelfde dag de brief die ik eerder die week van Yvonne ontving.

Geadresseerd, gefrankeerd en gepost.

Achteraf bleek dat ik beide brieven in de enveloppen had omgewisseld. Mijn warme, mooie woorden heeft het bruidspaar dan ook nooit bereikt.

In artikel 13 van de Grondwet voor het Koninkrijk der Nederlanden lees ik het volgende:

Briefgeheim is een wettelijk vastgestelde bescherming van poststukken tijdens het transport naar de geadresseerde. Het is een ieder verboden ongeopende post welke niet voor hem of haar bedoeld is te openen en te lezen.

Duidelijk. Klip en klaar.

Die dag, tijdens het feestgedruis rond Leo en Ton, werd een en ander allemaal niet zo nauw genomen: mijn intieme brief aan Yvonne werd in zijn geheel aan de genodigden voorgedragen.

Het schijnt veel hilariteit met zich mee te hebben gebracht. Ja, dat zal !

En hier sta ik dan, maar liefst vijftig jaar later.  


Van Yvonne heb ik nooit meer iets vernomen.




















zondag 3 mei 2015

Bekeren

In de landelijke sportjournalistiek wordt de KNVB-bekerfinale van vandaag tussen PEC Zwolle en FC Groningen beschreven als een strijd tussen twee provincieclubs.

Een neerbuigende, hooghartige kwalificatie.

Stonden Ajax en Feyenoord vandaag tegenover elkaar, dan zou er ook sprake zijn van een wedstrijd tussen twee clubs uit de provincie.

In de aanloop naar deze wedstrijd kwam de supportersvereniging van FC Groningen met een krachtig affiche voor de dag:



Realistische grafische vormgeving in optima forma. Heldhaftigheid en heroïek. Ferme, heldere beeldtaal, die vooral in de politiek zowel door rechts als links vanwege de sterke communicatieve kracht graag wordt gebezigd.

Onverschrokken en vastberaden tuurt de boer naar de toekomst die hem wacht. Deze lijkt hem een goede.

Hij kreeg zijn gelijk.










zondag 26 april 2015

Zorgplichtkeuringsfrequentie


Aan de zuidelijke singels van Stad staan circa 450 kastanjebomen. Ook elders staan deze volop. 

Sinds enkele jaren worden vele ervan aangetast door de kastanjeziekte, een parasitaire schimmelplaag die kan leiden tot spontane breuk van takken en zelfs meer dan dat. Een en ander vraagt om preventief knotten, terugsnoeien en desnoods om radicaal kappen. Dat gebeurt. 

Uit een dringende aanbeveling van een ecologisch bureau citeer ik het volgende:

'We adviseren dan ook alle kastanjes, die door de kastanjebloedingsziekte zijn aangetast, te plaatsen in de hoogste zorgplichtkeuringsfrequentie.'

In september 2014 nam ik deze foto aan de Noorderbinnensingel.

Maakte ik deze vandaag, dan was de linkerflank van de Volvo Amazon geheel in beeld geweest. 

De zorgplichtkeuringfrequentie kent fatale consequenties.








maandag 20 april 2015

Vogels




Meer dan tien jaar geleden trof mijn partner in haar jaarlijks kerstpakket onder meer een mooie rode wijn aan, curieus verpakt in een strak en efficiënt vormgegeven nestkastje.


De wijn is op. Dat spreekt voor zich, maar het vogelhuisje, dat doet het nog steeds.


Aan de parallelweg van onze straat staan 36 flinke lindebomen. Aan het exemplaar recht tegenover ons huis hangt het wijnkistje. In de loop der jaren heb ik nog eens tien nestkastjes aan de lindes gespijkerd. Ieder jaar blijken deze rond de 60% nuttig te zijn gebruikt. Dat constateer ik bij de jaarlijkse schoonmaak in het voorjaar. Soms tref je treurigheid: kleine dode vogeltjes of niet uitgebroede eitjes verpakt in een warm nestje van veren, haren en takjes. Kennelijk niet meer door de dood van de moeder bevoorraad en gevoed. Onze wijk kent een kwalijk hoog kattengehalte.


Sommige huisjes worden door bonte spechten oneigenlijk gebruikt. Verknald is een kwalificatie die hier beter past. Rond de invliegopening roffelen ze ritmisch en systematisch met hun snavel. Met de resonantie die dit met zich meebrengt baken ze hun territorium grondig af. Het maakt niet uit: een vogelhuisje biedt vogels meer dan slechts het nestelen. Het faciliteert ook het functioneel vernielzuchtig gedrag van de grote bonte specht.


Die fles wijn bracht me tot amateuristisch vogelaar.


's Winters verras ik mijn gevederde vrienden in onze tuin met kruimels uit de lade van de broodsnijmachine van Albert Heijn en met vetbolletjes van de Action. Het geeft drukte en reuring dat het een aard heeft: mussen, koolmeesjes en merels vliegen af en aan. In het struweel voorzie ik de roodborstjes van havermoutvlokken. Met hun gehuppel en gescharrel bekoren zij mij het meest.

Deze winter hebben de vogels met z'n allen 36 vetbolletjes weggewerkt. De restanten ervan leveren een bont plaatje op.




De Groninger Gezinsbode is een huis-aan-huis-blad dat twee keer per week verschijnt. Ik verwonder me er iedere week over dat men dit altijd maar weer journalistiek en nieuwswaardig weet vol te schrijven. 

Het werd me duidelijk toen begin april 2010 een journalist van de Gezinsbode bij mij voor de deur stond. Mijn nestkastjes aan de Europaweg waren hem opgevallen. Stof voor een artikel, immers human interest. Een kort interview volgde al gauw, evenals de fotograaf.

Daar figureer je dan prominent op dinsdag 13 april 2010 in de headlines van een huis-aan-huis-blad. 
Het interview werd weergegeven op pagina 2 en 3. De inhoud ervan behelst feitelijk niet meer dan hetgeen hierboven uiteengezet. *)

Journalistiek is een breed genre, een waarin nonsens snel verwordt tot nieuws.








________________________________________________
*)











dinsdag 7 april 2015

Woldhek

Een katern van de NRC van vorige week zaterdag kwam me onder ogen. Een morbide tekening van Siegfried Woldhek daarin was verpletterend.


Woldhek is een tekenaar van vogels en een nietsontziend cartoonist van politici en overige publieke figuren. Zijn stijl is scherp, treffend en effectief.


Naast stewardessen en stewards begroeten ook piloten en co-piloten vaak hun passagiers wanneer deze aan boord komen. Het is een warm welkom dat iedereen, en vooral degenen onder ons met vliegangst, veel vertrouwen in een goede afloop van de reis inboezemt. Bij aankomst op plaats van bestemming staan ze er ook weer, fier en trots: klus geklaard.


In haar heldere uiteenzetting in De Volkskrant van 15 februari 2014 stelt wiskundige Ionica Smeets dat vliegen statistisch veiliger is dan traplopen. Dit stelde me gerust.


Willem de Kleijnen, psycholoog en ex-piloot publiceerde in 2011 het boek Is vliegen gevaarlijker dan je denkt? Het is een bloedstollend relaas over de gevolgen van fysieke en psychische werkdruk en overbelasting onder piloten in de burgerluchtvaart. Een citaat: ‘Je bent als piloot een radertje in de complexe logistiek van een beursgenoteerde onderneming.’ 

De nonchalance waarmee Lufthansa kennis heeft genomen van de inhoud van het dossier van Lubitz illustreert deze onthutsende stelling.


Voortaan gebruik ik de trapleuning waarvoor deze is bedoeld en het welkom van de crew, dat ontvang ik met cynisme.


woensdag 1 april 2015

Morrissey




The Beatles worden beschouwd als de meest muzikale en innovatieve band uit de geschiedenis van de popmuziek. Dat zijn ze.

In de jaren ‘80 zette The Smiths zich inhoudelijk sterk en ferm af tegen de destijds platte, modieuze synthi-pop, waarmee die treurige muzikale jaren altijd zullen worden geassocieerd. The Smiths uit Manchester bestonden van 1982  tot 1987. Een zanger, een drummer, een bassist en gitarist. Dat is de afdoende bezetting. AlsThe Beatles. 

The Smiths maakte catchy en harmonieuze, goedgeschreven liedjes. Onbegrepen onmin tussen gitarist Johnny Marr en zanger Morrissey leidde vrij rap tot het einde van dit muzikaal avontuur. De twee andere bandleden, Joyce en Yourke, completeerden de band visueel  weliswaar tot een kwartet, maar in feite stonden beiden als studiomusici op de loonlijst. Mijn gedachten gaan naar Harrisson en Starr.


Morrissey ging in 1987 solo en bracht veel en prachtig werk uit. 

Met het art-work van The Smiths en ook van zijn solo-werk bemoeide Morrissey zich nadrukkelijk. Het was aan hem besteed: alle werden iconische hoezen. Het heeft me dan ook verwonderd dat de aankondiging van zijn optreden op 15 december 2014 in Groningen geen enkele subtiliteit en finesse vertoonde die zijn grafische kwaliteiten zo kenmerken. Het affiche oogde slordig, onverzorgd, kleurloos en goedkoop: een gehavende bromfiets, een amechtige hond en het baasje met een kluif.



Ik overwoog naar dit concert te gaan, maar de prijs voor de ticket, die zinde me niet. Het concert werd op het laatste nippertje afgeblazen. Een kwalijke ziekte velt Morrissey momenteel regelmatig.


Maar dan.


Op 16 maart 2015 vond het concert in De Oosterpoort alsnog plaats. Morrissey stelde als gebruikelijke voorwaarde dat op de dag van zijn aanwezigheid vlees noch vis in het cultuurcentrum aanwezig zouden zijn. Voorts dat er slechts veganistische etenswaren zouden worden geserveerd. Van een medewerker van De Oosterpoort vernam ik dat in de personeelsruimte een memootje was aangebracht waarop een mededeling van gelijke strekking: geen meegebrachte boterhammen met vleeswaren en vis op maandag 16 maart. Het is een potsierlijke eis van een principiële vegetariër en een bevlogen voorvechter voor de rechten van het dier.

Ronkende recensies over recente optredens elders deden me besluiten dit prijzige concert toch maar niet aan me voorbij te laten gaan.

Het begon met de vertoning op een groot scherm van enkele van Morrissey’s meest dierbare clips: Jefferson Airplane, The Ramones, Charles Aznavour, New York Dolls en Visage. Het was een verrassend en bont pallet, dat werd besloten met Queen Elisabeth die haar beide middelvingers provocerend omhoog priemt. De toon was gezet.


Na zijn wat narcistische introductie ‘I welcome myself to Groningen’ steekt hij overrompelend van wal met The Queen is Dead, een klassieker van The Smiths. Tussen vooral veel eigen nieuw werk passeert Meat is Murder. Hierbij vertoont hij gedetailleerde, gruwelijke beelden uit de dagelijkse praktijk van de bio-industrie. De Partij voor de Dieren zouden publicitair er wel raad mee weten.


De begeleidingsband staat er eigenlijk onopvallend bij, ondanks hun grijsblauw, nichterig matrozenpakje. In de liedjes die Morrissey van The Smiths ten gehore bracht miste je het zo heldere, sprankelende en melodische gitaarwerk van Johnny Marr. Toch had de band vanavond het totale oeuvre van The Smiths en Morrissey tot in de fijnste details in de vingers. Dit bleek met name in Everyday is Like Sunday, een wat traag, meeslepend, bombastisch en apocalyptisch liedje.


Morrissey was deze avond een opgewekte en elegante crooner, een gedreven rocker en een rustige, scherpzinnige ijdeltuit met een bravour, zelfmedelijden en zelfspot die hem maakt tot de figuur die hij bezong in This Charming Man (1985).

Deze avond, die mocht er wezen.

Resteert antwoord op de vraag waarom een veganist zijn hond een worst voorhoudt.