zaterdag 28 december 2013

Guilford Street

Zelfs als de feitelijke productie van de musici van vervlogen jaren dateert, dan blijkt hun muzikale erfenis nog vaak een lucratieve melkkoe. Die van The Beatles bijvoorbeeld. Gedurende acht jaar namen ze dertien studioalbums op, plus een veertigtal singles, vrijwel alle van die elpees geplukt.

De laatste decennia werd de muzikale catalogus van The Beatles compleet én gecompileerd in de meest denkbare varianten gereleased: in mono en in stereo, op vinyl, single, EP en LP, op CD, in luxe box, in gelimiteerde oplage, in nieuwe verpakking, op cassettebandje, op 8-track en mp3. 

Wanneer de geluidstechniek een volgende stap doet, dan wordt het integrale oeuvre telkens maar weer geremastered op de markt gebracht. Afgezien van de vaak verrassend fraaie presentatie heeft een en ander eigenlijk weinig aan het al door en door bekende geluid toe te voegen. Het is een onophoudelijk draaiende, muzikale wasmachine.

In 1994 verscheen Live at the BBC. Deze titel behoeft weinig uitleg: het betreft radioprogramma’s uit de periode 1963-1965. Aansluitend daarop verscheen onlangs On Air: Live at the BBC Volume 2.

Professionele geluids- en beeldbanden waren begin jaren ‘60 erg prijzig. Deze werden dan ook zo vaak als technisch mogelijk was hergebruikt. Een schat aan opnames van de vele liveoptredens van The Beatles bij de BBC zijn destijds dan ook jammerlijk gewist. Afleveringen van Ja Zuster, Nee Zuster bestaan om die zelfde zuinigheid niet meer. Aan de hand van bandrecorderopnamen van fans van het eerste uur, die toen al goed in de gaten hadden wat hen te doen stond, is On Air: Live at the BBC Volume 2 samengesteld. De vaak matige geluidskwaliteit van deze opnames zijn in de Abbey Road Studios optimaal opgepoetst.

De voorzijde van de hoes intrigeert.

Een aantal glanzende, zwart-wit ansichtkaarten van The Beatles uit 1963 koester ik. Ze verbeelden het begin van een cultuurverandering, die The Beatles wereldwijd teweeg zouden brengen.

Iconische foto’s. Een daarvan is deze.



Het is 2 juli 1963; The Beatles hebben zojuist Hotel President in Londen, rechts achter hen, verlaten. Kwiek, parmantig en ontspannen lopen ze richting Russell Square. Zoals gezegd: het is het prille begin van een carrière die door hun manager Brian Epstein uitgekiend op de rails wordt gezet. Hun authentieke uiterlijk van rocker - kuif en leer - vervangt hij in brave, wat deftige, kraagloze kleding met de nadrukkelijke signatuur van de Franse couturier Pierre Cardin. Op deze foto, vanuit opmerkelijk laag perspectief gemaakt door Dezo Hoffmann, blijken deze pakken kennelijk nog in de maak. In afwachting daarvan kleden ze zich alvast keurig, goed en gesoigneerd: broeken met scherpe plooi, een strakke stropdas en glimmend schoeisel.

Een detail. De das van Harrison is wat aan de korte kant, die van Starr misschien juist aan de lange: hij heeft het teveel in zijn broek gepropt. Bij Lennon idem dito, maar dat zie je niet zo goed. Maar wèl dat hij een stugge, lederen jas in zijn rechterarm draagt. Na deze fotosessie zal hij deze ongetwijfeld weer aantrekken. Het is een jas die hem beter past dan welke dan ook. (In 1975 verscheen zijn zesde soloplaat Rock’n Roll met op de hoes een foto uit Hamburg, begin jaren ’60: Lennon als Lennon: a working class hero en rocker, destijds altijd gekleed in dat glimmend, zwartleren vliegeniersjasje.)

Rond de tijd dat bovenstaande foto is gemaakt wordt er aan She Loves You gewerkt. McCartney heeft een onbedrukt hoesje met daarin een single stevig in zijn hand; je ziet een heel klein stukje zwart vinyl. Misschien wel een demo van deze single. De release van She Loves You - verpletterende energie, geperst in iets meer dan twee minuten 7" vinyl - ontketent de hysterische beatlemania.

Voor de hoes van On Air: Live at the BBC Volume 2 is deze levendige foto gebruikt. Het is een treffende keus.



Het zwart-wit is hier en daar met zachte pasteltinten ingekleurd. Je vraagt je af waarom. Iets anders des te meer: op de oorspronkelijke foto zien we tussen Lennon en Starr op de achtergrond een heer met een niet al te zware koffer richting entree van Hotel President benen. Tegelijkertijd gaat een lange man de andere kant op.Over zijn arm, een gevouwen jas. Als Lennon.

Heen en weer verkeer. Hotels eigen.

Op de hoes van On Air: Live at the BBC Volume 2 blijken beide heren hun weg definitief gevonden te hebben: ze zijn immers verdwenen.

Stalin verordonneerde dat op iedere publieke foto waarop Trotzki figureerde de in ongenade gevallen kameraad systematisch moest worden weggepoetst. Retoucheren heet deze techniek.

Waarom treffen toevallige hotelgasten hier dit zelfde lot? De muziek wordt er immers niet beter van dan dat deze al is. 

En uiteindelijk draait het daar alleen maar om.


zaterdag 30 november 2013

Het Rijks

Na een renovatie waar maar geen einde aan leek te komen, opende het Rijks Museum enkele maanden geleden eindelijk weer haar deuren.

Een grondig verbouwd museum vraagt om een nieuwe huisstijl. Daartoe werd Irma Boom uitgenodigd.

Welaan, niet de eerste de beste.

Ze heeft het logo, alle catalogi, de bewegwijzering, het briefpapier, de affiches, de boeken en alle overige grafische uitingen van het Rijks flink aangepakt en opgepoetst. Het stoffige, dat moest er maar eens vanaf. 

Dat is heel mooi gelukt.

Het logo is in kloeke heldere kapitalen tegen een sterk contrasterende achtergrond neergezet. Een minimalistisch ontwerp dat staat: RIJKS MUSEUM.

Hoe wil men het anders dan dit?



Desondanks gaf het in de grafische én de taalkundige wereld de nodige reuring vanwege de ogenschijnlijke eenvoud ervan én vanwege de aangebrachte spatie tussen beide woorden. Bekend met onder meer het Drents Museum in Assen, het Groninger Museum, het Dordrechts Museum en zowel het Stedelijk Museum in Amsterdam als het Van Gogh Museum verwonderde me het laatste. 

Een grafisch detail viel me op: de letter J krult vanuit de ronding niet door naar de letter I. Iemand die de Nederlandse taal niet beheerst, en dus de lange IJ niet kent, zal veronderstellen dat de tweede letter een wat beschadigde letter U is. 

Onlangs moest ik in Amsterdam zijn. Van die gelegenheid maakte ik gebruik om Het Rijks te bezoeken.

Wandelend naar de entree, dan begrijp je waarom jarenlang het Rijks, Stadsdeel Zuid en de Wielrijdersbond over hoop lagen over de vraag of in de nieuwe opzet van het museum de fietsers al dan niet de onderdoorgang zouden mogen blijven gebruiken. Wat zou het immers uitmaken, een blokje om? Toch trokken de fietsers uiteindelijk aan het langste eind. Dat kan je niet ontgaan: ze flitsen voortdurend hinderlijk van links naar rechts en dan ook nog vice versa. Maar toch, uiteindelijk bedacht Cuypers deze functionele traverse destijds niet voor niets. Het handhaven ervan past binnen de gedachte van de restauratie: de signatuur van Cuypers zo veel als mogelijk terughalen.

Dat is gedaan.

Afgezien van een buitengevel die nog in de steigers staat, oogt het Museum van Pierre Cuypers (1885) mooi, fris, ruimtelijk, helder en opgepoetst. Eenmaal binnen waande ik me af en toe in de Jozefkerk (1887) aan de Radesingel in Groningen. Het kleurrijk glas-in-lood, de verfijnde ornamenten, de gemetselde gewelven, de soorten en kleuren van de gebruikte steen, al met al een sacrale architectuur die het Rijks, maar ook het Centraal Station in Amsterdam zo kenmerken. Verfijnde neogotiek. Ontegenzeggelijk Cuypers.





Wandelend van garderobe naar zaal, tussendoor van zaal naar toilet en van daar uiteindelijk naar uitgang viel me de belabberde routing op. Steeds maar weer de weg aan de medewerkers vragen. Deze waren overigens - dat dan weer wel - duidelijk herkenbaar aan de opmerkelijk mooi geüniformeerd kleding van couturier Alexander van Slobbe: een goudbruine en zwarte kleurstelling die refereert aan de chiaro scuro, de licht en donker contrasten die de werken van Carvaggio en Rembrandt zo kenmerken.

Zo liet ik me vertellen.

Allemaal goed en wel, maar je wilt naar het toilet als daartoe aanleiding is. En dan liefst zo rap mogelijk. Laat bewegwijzering over aan Paul Mijksenaar. Dan is alles duidelijk, je loopt nooit tegen de stroom in, je loopt geen mens voor de voeten en je maakt geen onnodige meters. Dat heeft met zijn specialisme van doen: het ontwerpen van visuele informatie in de openbare ruimte. Wayfinding in goed Nederlands. Schiphol is zijn visitekaartje.

De kwaliteiten van Irma liggen duidelijk elders. (Ik druk me overigens met betrekking tot haar wat familiair uit: we kennen elkaar uit de jaren ’70. Lochem was onze woonplaats.)

In Parijs bezocht ik onlangs het inmiddels opgeheven Institut Néerlandais. Men presenteerde er een veelomvattend overzicht van Boom's grafisch oeuvre onder de monumentale titel L’Architecture du Livre. 



Haar werk voor het RIJKS MUSEUM werd in een speciale vitrine gepresenteerd.

Dat is het waard.


Het Rijks is in feite het Museum van Nederland. Het biedt een duizelingwekkende en overweldigende presentatie van acht eeuwen geschiedenis, maar vooral wat deze aan de meest uiteenlopende kunst heeft voortgebracht. Zilverwerk, Scheepsmodellen, Delfts Blauw, Sleutels, Hollands Porselein, Relieken, Muziek, Juwelen, Wapens, Prenten, ach, het houdt niet op. Het Rijksmuseum, het is de Kathedraal van de Nederlandse kunst.

Mijn belangstelling gold deze dag de feitelijke, bouwkundige restauratie. Maar aan de opgepoetste Nachtwacht, daar kon ik natuurlijk niet omheen. Deze hangt er plechtig, pronkend en schitterend bij. Vanaf de as van meerdere zalen zie je deze van verre prominent hangen. Drommen mensen verdringen elkaar hinderlijk om zich zo goed mogelijk te kunnen vergapen aan deze klassieker. 

Een rumoerige foto ter illustratie.


Maar dan.

Je vervolgt je route. Je loopt door een klein, onbeduidend, leeg zaaltje en daar hangt Beatrix achteloos in een hoek, schuin tegenover de lift. Het is een doek van synthetische verf en zeefdrukinkt, zoals Andy Warhol in 1985 Queen Beatrix of the Netherlands schilderde. Uitgangspunt was een foto van hoffotograaf Max Koot (1980) van de destijds verse koningin.

Warhol heeft haar flatteus, vooruit: sensueel en zwoel, in vlotte, losse lijnen en zachte kleuren neergezet. Fijne, maar harde rode penseellijnen accentueren haar schouders, ogen, neus, maar vooral haar mond. Het verleidt. Dat doen ook de blote ronde hals en vooral de wat loensende blik. Het aanzetje tot de bolle coiffure die uiteindelijk haar sterke handelsmerk zou worden doet niets af aan de erotische uitstraling.



Bezoekers lopen achteloos aan deze Warhol voorbij, amechtig op pad naar hetgeen de dwingende catalogus hen ná de Nachtwacht in het vooruitzicht stelt. Beatrix wordt daarin kennelijk gepasseerd. 

Als je er minder toe doet, dan resteert uiteindelijk vergetelheid. Zo vergaat het de mensen. 

Royalities niet minder.

vrijdag 15 november 2013

Perfect Day

In november 2008 gaf de Amerikaanse performer en componiste Laurie Anderson een concert in cultuurcentrum De Oosterpoort in Groningen. We kennen haar onder meer van het minimalistisch werk O, Superman. Haar echtgenoot, Lou Reed, vergezelde haar bij deze gelegenheid.

Een en ander kwam Auke de Boer, beiaardier van het carillon van de Martinitoren, ter ore.

Hij wist er die zaterdagmorgen wel raad mee. Hij verpakte Perfect Day achteloos in zijn gebruikelijke repertoire. Deze ballade is een van de juweeltjes op Transformer (1972), het tweede soloalbum van Lou ReedOp kant A is het het derde liedje. Voorts is het de B-kant van de single Walk on the Wild Side.


Transformer werd geproduceerd door David Bowie en Mick Ronson. Beiden koketteerden destijds met de modieuze, decadente glam-rock. Reed bleek niet ongevoelig voor deze nichterige hype: de hoes van de lp etaleert hem androgyn.

Terug naar november 2008. Het toeval wilde dat Reed die novembermorgen in de omgeving van de Grote Markt verbleef en zijn klassieker met een hem volstrekt onbekend instrument gespeeld hoorde. Het frappeerde hem. Dat spreekt. Een instrument als een carillon was hem immers vreemd. Een carillon, dat is Nederlandse, muzikale folklore. Reed zocht dan ook contact met de beiaardier die zijn liedje kennelijk zo achteloos naar beneden liet dwarrelen. 

Maar dan. 

Binnen de kortste keren verbleef Reed meer dan twee uur op de tweede trans van de Martinitoren, aangenaam en wonderlijk verrast door hetgeen het getierelier met 52 klokken wel niet vermag.



Perfect Day is een niemendalletje, dat verhaalt over een willekeurige, denkbeeldige dag van wie dan ook. Het heeft een ingehouden, spannende dynamiek en een vlakke, gedragen, lome expressie. Het verhaalt van saaie burgerlijkheid: sangria drinken in een park, even naar de dierentuin en dan naar huis, tv kijken en vlot naar bed.

Mierzoet sentiment. Maar schijn bedriegt. Als de geliefde heroïne blijkt te zijn, dan wordt het allemaal heel andere koek:

‘You made me forget myself’
‘I thought I was someone else, someone good.’
‘Problems all left alone’

In teksten kan men winkelen.

De recente dood van Lou Reed herdacht Auke de Boer onlangs met respect door nog één keer Perfect Day op het carillon van de Martinitoren te riedelen.

Vanaf het Martinikerkhof nam ik het amateuristisch op. Niet het beeld, maar het geluid, dat mag er wezen. En daar is het hier uiteindelijk om te doen.




Een carillon zal nooit anders tingelen dan dat het doet. Het heeft daarmee de saaie voorspelbaarheid van draaiorgels gemeen.

Perfect Day is misschien wel een van de mooiste liefdesliedje ooit, maar zonder tekst én zeker zonder Reed is het niet meer dan onopvallend, suf muzikaal behang.

Dat kwam me bij deze interpretatie goed en wel ter ore. 








woensdag 30 oktober 2013

27 Oktober

In 1949 verscheen Nineteen-Eighty Four, een onthutsende roman van de Engelse schrijver George Orwell. Op indringende wijze beschrijft hij een onheilspellend perspectief, gesitueerd in het jaar 1984, waarin een totalitair politiek systeem een perfecte grip heeft op het doen en laten van al haar burgers.

Ach, 1984 is alweer zo lang geleden. Misschien nam het uiteindelijk allemaal niet zo’n vaart.

Dat zou je denken.

Deze week was ik jarig.

Men verraste me met hartelijke felicitaties per post, per mail, sms en what’s app. Het kon niet op. Zonder deze warme genegenheden was deze willekeurige dag misschien wel achteloos aan me voorbij gegaan.

Totdat ik in de loop van de dag mijn pc aanzette en werd geconfronteerd met de volgende startpagina van Google.

Chocoladetaart, fonkelende kaarsen, kleurrijke petitfours, sterretjes en zoete fondant vormen wat cryptisch het woord Google. Wanneer er iets bijzonders te memoreren valt, dan speelt Google er verrassend, intrigerend en creatief op in. De reden voor onderhavige feestelijke startpagina is de volgende:




Mijn verjaardag.

Orwell voorspelde in zijn vlijmscherpe satire een werkelijkheid, zoals deze door klokkenluider Edward Snowden onlangs gedetailleerd werd gedocumenteerd. Het schandalig gesnuffel van het NSA kwam daarmee aan het licht. Iedere denkbare variant op Big Brother is watching you blijkt een structurele, heimelijke praktijk.

De gepersonaliseerde startpagina van Google geeft me te denken.






vrijdag 13 september 2013

Van Uhm

Tussen spullen op mijn bureau trof ik deze antieke foto aan.



We bekijken het tafereel wat nader.

Allereerst dient zich de vraag aan welke de aanleiding was om dit kiekje te schieten. Vervolgens de vraag waarom het kwartet links daarbij kijkt zoals het kijkt en waarom de twee rechts zich in mimiek daarvan onderscheiden. Onduidelijk allemaal. Niet te achterhalen.

Voltooid verleden tijd.

De fotograaf kreeg kennelijk de opdracht er iets warms en knus van te maken. Dat lijkt hem goed gelukt. Met een wat te klein geruit, Schots laken als achtergrond en een tapijt op de klinkers dan schiet het daarmee aardig op. Maar het levert een huiselijke gezelligheid op die er allerminst is.

We schrijven eind jaren ’30, de vooravond van hetgeen de wereld nog allemaal droef te wachten staat.

Drie jonge mannen figureren prominent op de tweede rij, allen strak naar achteren gecoiffeerd. Dat was de mode. Hun witte pochetjes verbinden elkaar broederlijk in horizontale ritmiek.

Jan, linksachter, dat is mijn vader. Voorts zien we zijn twee broers. Zo oud ze ogen, zo jong ze waren. Jan, Bertus en Heini waren destijds allen twintigers. Op de voorste rij treffen we zus Mia plus de ouders van het kwartet.

Ieder houdt de handen bij zich. Van wederzijds fysiek contact, daar moest het er maar niet van komen. Oma Damen weet zich op het moment suprème  kennelijk geen raad met haar rechterhand: moet deze op de knie van de geruite dochter of toch liever op haar eigen. Ze kiest voor een onhandig en doodvermoeiend compromis.

Hoewel de foto in sepia is afgedrukt zien we wel degelijk dat Bertus rechts een ander kleur overhemd verkoos dan het witte dat de overige mannen dragen. Voorts is hij wat meer casual gekleed dan de rest. En zo staat hij er ook bij: wat losjes en met een gemanierde glimlach en een flair die er toe doet. Deze houding zou hem in de jaren die in het verschiet lagen zakelijk geen windeieren leggen.

Met zijn linkerhand achteloos diep in zijn broekzak krabbelt Bertus met zijn rechter achteloos, maar koesterend, zijn moeder lief onder haar rechteroor. Goed beschouwd het enige, warme moment in het geheel.

Opa lijkt het voornemen van de fotograaf niet te vertrouwen. Stijf, strak en stuurs zoekt hij de lens. Oma denkt er het hare van: met gepaste trots en tevredenheid kijkt ze minzaam naar het vogeltje. Mia in het midden is op een omhoog gedraaide pianokruk naar het middelpunt van de enscenering gedrukt. Al het licht, al op haar gericht. Ze draagt een kapsel dat in die jaren en vogue was. Dat van Zarah Leander.

Opa en oma zitten er vorstelijk bij. De gepolitoerde stoelen waar ze op zetelen zijn niet de eerste de beste: aan de bovenzijde van de rugleuning zijn deze gedecoreerd met flinke pionnen. De constructie reflecteert de glimmende lak van het gedraaide hout. Een zelfde fonkeling zien we terug op de vijf parelmoeren knopen op de kleding van oma.

Geëtaleerde pronk.

Zoals gezegd zit mijn opa in het strak gesteven en geplooid driedelig kostuum. Zijn broer Piet is de vader van Peter van Uhm, Opperbevelhebber der Strijdkrachten b.d.

Dan is dat ook duidelijk.

De wat magere, aan oren en staart gecoupeerde Bobby bewaakt gespannen en alert de grens tussen tafereel en fotograaf. Genoemde, dieronvriendelijke fysieke ingrepen als deze werden destijds vooral gedaan om een lieve hond van niks sterker en agressiever te doen lijken. Maar ach, met het subtiele, witte, linker achtervoetje wordt Bobby stiekem toch zo veel aaibaarder dan dat het baasje de mensen had willen doen geloven.

Tot slot.

Een compositie als hierboven - zes personen plus hond - doet sterk denken aan de volgende:


Het is de hoesfoto van de legendarische lp van Crosby, Stills, Nash and Young uit 1970, Déja vu.

Vu ? Het betekent gezien in het Frans, maar beide letters zijn tevens twee initialen.

Waarvan, dat laat zich raden.












vrijdag 26 juli 2013

Calore

We zijn in Balestrate, Sicilië, iets ten westen van Palermo en gelegen aan de zinderende, azuurblauwe Mar Tirreno. Een smorende en lome hitte slaat er dagelijks genadeloos toe. Voor sommigen is deze calore zwaar te verdragen.

Welk weer dan ook, het kent geen mededogen. 

Het zweet gutst van het lichaam. Alles is klam en plakt. Maar de bewoners kennen hun pappenheimers.

Het wordt vanzelf avond, een avond zoals iedere zomerse dag. 

Op een kruispunt in het dorp heeft de zilte zeewind vrij spel en draait er waaiend en in flarden alle kanten op. Het is een frisse bries die weldadig verkwikt en korte metten maakt met de smorende temperatuur.

Slechts gekleed in korte broek en op luchtig schoeisel kies je de juiste positie.



Voor anderen voldoet een stoel, een stoep en een grote dosis loze ledigheid.



Paese che vai, usanza che trovi. ’s Lands wijs, ’s lands eer. 

Dat werd me hier al snel duidelijk.










woensdag 3 juli 2013

Caillebotte


Het Gemeentemuseum van Den Haag exposeerde onlangs een indrukwekkend overzicht van het werk van de Franse impressionist Gustave Caillebotte (1848-1894). Ik bezocht het medio mei. Naast bezoek aan genoemde expositie was het ook mijn eerste kennismaking met het museum zelf, een ontwerp van Berlage, waarin hij hier en daar architectonisch niet voor de rationalistische, strakke, hoekige stijl van Dudok onderdoet.

Caillebotte is een obscure naam die ontbreekt in het traditionele kwartet impressionisten Manet, Monet, Degas, Renoir, vier namen die, genoemd in deze volgorde, een compact gedicht met pregnant binnenrijm oplevert. Dichterlijk weliswaar niet, toch hoort Caillebotte artistiek gezien wel degelijk in dit rijtje thuis. 

Zijn minst onbekende werk is Les Raboteurs de Parquet (1875). We zien een drietal mannen met ontbloot, zwetend bovenlijf de bovenste laag van een parketvloer schrapen. Het was een zwaar ambacht, dat niet zo gauw kunstzinnig tot de verbeelding sprak. Caillebotte wist er desondanks iets heel moois van te maken: een vreemd perspectief en kadrering en een fijne detaillering, zoals een deel van het sierlijk, gietijzeren hekwerk van het Frans balconnetje.


Met die vloer zijn de mannen voorlopig nog wel even bezig. De fles rouge rechts maakt het allemaal minder onplezierig.



Caillebotte was een telg uit een gefortuneerde bankiersfamilie. Voor hem was er geen enkele financiële belemmering om destijds in Parijs de peperdure lécole des beaux arts te doorlopen. Deze kunstacademie inspireerde hem tot het maken van voor die tijd modern, spraakmakend en opmerkelijk werk. Met een fotografische blik schilderde hij gedetailleerd de planologische ontwikkelingen die prefect Haussmann in de tweede helft van de 19e eeuw Parijs spectaculair deed veranderen van een groezelige, bedompte middeleeuwse stad naar die, welke tegenwoordig infrastructureel er in grote lijnen nog steeds bij ligt: modern, statig, elegant en royaal.

Het impressionistisch werk van Caillebotte was anders dan dat van zijn collega’s. Bijzonder aan zijn werk is de achteloze kadrering, het verrassend perspectief en de trivialiteit van het onderwerp. Snapshots, dat zijn het eigenlijk. Les Raboteurs du Parquet, zoals hierboven afgebeeld, is illustratief.


Caillebotte keek naar zijn onderwerp vanuit de moderne, fotografische techniek. Het schilderij Un réfuge, Boulevard Haussmann (1880) was voor die tijd de weergave van een loos tafereel.



Hoe haal je het in je hoofd een vluchtheuvel te schilderen waarop mensen ieder zijns weegs en kris kras langs elkaar lopen. En dat dan vanaf een kamer op vier hoog waargenomen. Het doet wat voyeuristisch aan. Het is een manier van kijken naar en weergeven van de dagelijkse gang van zaken, die enkele decennia later het werk van de Amerikaan Edward Hopper zou kenmerken. Hij verbleef enkele jaren in Parijs. Hij stak er veel op, vooral van Caillebotte. Een andere penseel, een andere toets, maar toch. Vlakverdeling, lichtinval en thematiek: hun werk komt sterk overeen. Night Shadows, een potloodtekening van Hopper (1921) zou, met enige fantasie, gemaakt kunnen zijn vanuit dezelfde kamer als die waar Caillebotte die vluchtheuvel schilderde.
Het werk van Caillebotte bleef decennia onbekend, volstrekt onbekend zelfs. Dit laat zich eenvoudig verklaren door het feit dat hij financieel absoluut niet afhankelijk was van de verkoop van zijn schilderijen. Hij liet zijn oren niet hangen naar de commercie. Zijn thematiek week dan ook nogal af van die van zijn tijdgenoten. Het was amateurisme in de juiste zin van het woord. In de loop der jaren belandde zijn omvangrijk oeuvre op stoffige zolders, in bedompte depots en bij de weinige collectioneurs die hem destijds op waarde wisten te schatten.

Bij zijn vriend Monet was dit andere koek. Monet was een armlastige broodschilder voor wie Caillebotte belangeloos als impresario en manager optrad. Een mecenas. Hij bewaakte zijn financiën, kocht zijn werk op en zette dit in uiteenlopende kunstwinkels in de verkoop. Daarmee was de kunstgalerie geboren. Bij de dood van Monet legateerde Caillebotte zijn onverkochte werk aan de Franse staat. Dit vormde het uitgangspunt voor de vermaarde, impressionistische collectie van het Musée d’Orsay in Parijs.

Na het bezoek aan het Haags Gemeentemuseum en goed en wel in de tram naar Den Haag Centraal attendeerde een ingeblikte stem me er op dat bij de volgende halte onder meer het Panorama Mesdag zich aandiende. Een verrassende mededeling! Die gelegenheid liet ik me niet ontnemen en ik stapte dan ook bij die volgende halte uit. Al gauw bevond ik me in die wonderlijke cilinder waarin het Panorama Mesdag zich bevindt.

Panorama Mesdag (1881) is een enorm schilderij, 14 meter hoog en 120 meter breed, dat in het rond de Noordzee, de duinen, het strand en het vissersdorp Scheveningen van destijds heel verfijnd weergeeft. Het was een mooie, zonnige dag en dit zag je helder en warm terug op het geschilderd panorama: dit maakt immers gebruik van het natuurlijk licht, dat van boven binnenvalt. 

Een detail.





Het verleidde me tot een kijkje in het Scheveningen van nu. Met de tram de andere kant maar weer op.

Scheveningen.

De schrik zat er al gauw in: het ooit zo imposante, elegante Kurhaus was vrijwel onvindbaar. Projectontwikkelaars hebben de dure vierkante meters er rondom volgeplempt met bouwsels, die allesbehalve voldoen aan de minste kwalificatie architectuur: zinloze winkelpanden, treurige gokhallen, en gevels van eetgelegenheden, die het in foeilelijke schreeuwerigheid niet voor elkaar onderdoen. Plat, ordinair, gribus en volks. Het kon allemaal niet op.

Heel even waag ik me aan lichtvoetige poëzie:

          En De Pier
          ooit zo mooi
          modern beton
          stond er zo verrot 
          en troostloos bij.

De architectuur van Huig Maaskant en de idylle van Panorama Mesdag, die waren binnen twee uur waardeloos verkwanseld door de geur van frites, gepaneerde, gebakken vis en de meedogenloze confrontatie met hetgeen planologisch straffeloos blijkt te mogen worden aangericht.

Het hazenpad, dat was de enige uitweg.

Eerder die dag, wachtend op de tram, om de hoek van het Haags Museum, ontging het eetcafé Statenplein aan de overzijde van de halte me allerminst. Het was er een van dertien in een dozijn. Vertrouwd Hollands. 

Het bevond zich op een vluchtheuvel. Het moest zo zijn.

Een meneer deed zich er tegoed aan een bord patat en een blikje Coca Cola. Wat hem wellicht ontging - hij zat er met de rug naar toe - was het feit dat de exploitant zijn gasten niet alleen de spijskaart voorlegt, maar hen ook attendeert op Caillebotte. Een affiche in oblong waarop een detail van de voorstudie van Pont de L’Europe, met daarop prominent de zware stalen constructie van de brug, sierde de entree van de snackbar.



Aan zijn eigen werk besteedde Caillebotte geen enkele publiciteit.

Eetcafé Het Statenplein wist er wel raad mee.











dinsdag 18 juni 2013

Kroeg Boek


In 1981 verscheen bij uitgeverij Xeno Het Groninger Kroegenboek, een inventarisatie per stadswijk van alle horecazaken destijds in stad. Een onmiskenbare Olga Wiese sierde de omslag, een allegorisch tafereel dat zich voor de gevel van De Wolthoorn afspeelt. De afbeelding loopt vanaf de omslag door naar de rug en dan naar de achterzijde van de gids. Opengevouwen, dan pas is het verhaal compleet.



In 1986 gaf Xeno een herziene uitgave uit. Tien jaar later verscheen bij uitgeverij Passage De verleiding van Groningen, cafés in de jaren ’90 van Remco in ’t Hof.

We zijn inmiddels 17 jaar verder. Hoogste tijd voor een update.

In het najaar van 2013 wordt door www.horecagroningen.nl een verse editie uitgebracht. Minstens twintig etablissementen zijn mij ter beschrijving toegeschoven. Een en ander brengt me soms in een wereld die volstrekt de mijne niet is.

Avontuur in avonduur.

Hoe dan ook, van de redacteuren wordt verwacht mooie, anekdotische verhalen te schrijven. Een dergelijk verzoek is allesbehalve vreemd wanneer de broodheer de belangen van haar leden behartigt.

Kortom: mooie boel, daar is het om te doen.

Voor hun bijdrage aan Het Groninger Kroegenboek van 1981 kregen de schrijvers alle redactionele ruimte om zich over een en ander wat kritisch uit te laten. Saillant is de passage over café Annie en Wim, gesitueerd op het punt waar de Nieuwe Ebbingestraat zich opsplitst in Bedumerweg en Noorderstationsstraat. Hun namen, ferm en groot in gifgroen neon aan de gevel, die staan in veler geheugen gekerfd.

Ter zake.



Bij het verschijnen van het boek hebben Annie en Wim onmiddellijk in kort geding een verbod tot verdere verkoop ervan geëist. In uitspraak sommeerde de kantonrechter uitgever in ieder exemplaar dat nog in verkoop lag een appendix toe te voegen. Daarin diende gesteld te worden dat er in 1979 een moord in het Noorderplantsoen werd gepleegd door een man die tijdens een onbegeleid proefverlof in het kader van zijn tbs in de Mesdagkliniek, voorafgaand aan die moord, een glaasje bier bij Annie en Wim had gedronken.

Recenseren is nuanceren. Niet meer dan dat.


zondag 5 mei 2013

Spoor

Iets dat de een links en onverschillig laat liggen daagt een ander juist uit. Rails van een in onbruik geraakte spoorlijn bijvoorbeeld. Ze liggen er vaak strak, achteloos, verlaten en verwaarloosd bij, een litteken van iets dat er ooit was.

Welke zijn de verhalen van weleer, de verhalen van de industrie die dit spoor bediende en die van de dagelijkse, onderlinge intimiteit tussen de reizigers op dit traject? Ze zijn er niet meer.

Dood spoor.

Ambtenarij laat het er gemakshalve bij: soit! Het spoor ligt immers geen mens in de weg. Uiteindelijk weet de natuur er wel raad mee. Het overwoekert deze met begroeiing en onkruid in iedere variëteit en kleur. Stilletjes wordt dit industrieel erfgoed een wezenlijk onderdeel van het cultuurlandschap.

November, 2012, Valmont, Haute-Normandie(F).



Nat, dus glad, zo ligt het spoor tussen Fécamp en Cany-Barville er bij. Dat maakt het tricky voor speelse fratsen. Fred balanceert desondanks op de rechter rail. Zijn linkerhand markeert het midden van de foto. Zijn rechterarm, die lijkt niet ter zake te doen. We zien zijn hand niet eens! Maar toch, zijn evenwichtsexercitie, die hem ogenschijnlijk goed afgaat vraagt vooral om de subtiele balans tussen voet en arm.

Homo Ludens.

Zijn zachtgroene jas met ferme gesp en terra broek doen niet onder voor de zachte herfstkleuren. De zon gaat geleidelijk onder, maar deze belicht nog wel even alles wat Fred in zijn loop nog te wachten staat. Aan de horizon een mooie rode beuk. Rechts daarvan een glimp van een witte gevel met een leien dak, verscholen achter groen struweel. Hoe summier: het vermoedt een mooi, stijlvol huis. Van de bebouwing ter linkerzijde van het spoor kunnen we dit niet zeggen: het is een wat onsamenhangend bakstenen bouwsel, waarin weinig op elkaar lijkt afgestemd. Desondanks: het rode, gekaderd metselwerk intrigeert en vraagt dan ook naar het waarom, evenals dat de donkere, vierkante nis daarin doet.

De dieseltjes kachelden min of meer met een lichte boog, links omhoog, door de achtertuinen van de aanpalende huizen. Maar het kan ook maar zijn dat ze van de andere kant kwamen.

Enkel spoor verrast.

Hoe dan ook, bij iedere rit liet de diesel er dagelijks - en dat decennia lang - zwart fijnstof achter. Wat deed het de mensen? Het vraagt om longonderzoek. Ook het gehoor van de bewoners werd gedurende al die jaren flink op de proef gesteld: alle onbewaakte overwegen die de machinist op zijn pad kwamen naderde hij immers consequent met een luid, schel en dwingend signaal van zijn stoomfluit. Oorverdovende pokkenherrie die velen het leven redde.

Aansluitend op bovenstaande  frappeerde me een idioot artikel in het Dagblad van het Noorden van zaterdag 20 april 2013:



Met bureaucratie, dan blijkt men al snel het spoor volledig bijster. 





woensdag 10 april 2013

Guillotine



In Bristol en Brighton, mooie Britse namen overigens, werd de dood van The Iron Lady uitbundig gevierd. Haar thatcherism leidde in de jaren ’80 met name daar tot massale rellen en gewelddadige onlusten.

Morrissey was de frontman van The Smiths, misschien wel de beste, meest verrassende band van de jaren ’80. Op zijn eerste solo-lp, Viva Hate (1988) horen we als slot het weemoedige Margaret on the Guillotine.

Wat slordig weergegeven, maar hier de tekst:



Niet beknopter dan 'Viva Hate' kan de strekking van het liedje worden samengevat. 

Haat wordt in traag parlando, akoestisch verpakt. Het werkwoord to die krijgt telkens maar weer vocaal en muzikaal de enige nadruk.

In pizzicato werkt de violiste speels en in steeds maar hogere noten naar een climax totdat het tokkelend spel plots en abrupt wordt afgebroken door het geluid van een valbijl, metaal op metaal, een guillotine die het afdoende doet zoals het moet.

Venijnig vitriool.

https://www.youtube.com/watch?v=hsq3H_6XuFA

maandag 8 april 2013

Landleven

Een billboard van FREYA, aangebracht in een design bushalte van JCDecaux, dat ontging me natuurlijk niet.

 
FREYA is een webwinkel in lingerie. Deze bedient vooral de grote maten. Met dit verleidelijke affiche bekoort ze allerminst de feitelijke doelgroep.

Mijn gedachten gingen naar de vierde lp van Roxy Music (1974).



Country Life is deze getiteld. Tegen die achtergrond doet de hoes hoogst curieus en merkwaardig aan.

Met de rechterhand op haar heup poseert de dame van FREYA net wat minder onkuis dan dat de wulpse dame links op Country Life expliciet doet.

Niet schaarse kleding, maar gesticulatie maakt het verschil tussen middenstand en erotiek.

maandag 18 maart 2013

Ypke



Ypke is overleden.

Het stemt me treurig.

De kranten maakten er gewag van.

Het Dagblad van het Noorden wist er wel raad mee. In een hoofdredactioneel stuk op pagina 11 van 11 maart jl wordt bij zijn overlijden een infame insinuatie gedaan. Kennelijk had de krant nog een en ander met Gietema te vereffenen. Schandelijke, tendentieuze journalistiek waarop Ypke op zijn kenmerkende wijze zou hebben gereageerd wanneer hem die mogelijkheid bij leven was geboden. Kortom, journalistiek van bedenkelijk allooi.

Ypke had weinig woorden nodig om tot de essentie te komen. Erg weinig woorden zelfs: een venijnige kwinkslag of een schalkse blik bleken vaak afdoende. In ieder opzicht was hij een mooie man, een rebels provocateur die zijn jeugdige bravoure nooit verloor. In 2011 bezocht ik een expositie rond een anarchistisch Gronings collectief. Ik trof er deze wat grofkorrelige foto, genomen tijdens de tumultueuze krakersrellen rond het Wolters-Noordhoff Complex in 1990. 

Hij staat er karakteristiek op: sterk, stoer, stuurs en strijdbaar.


Anderzijds was hij ook de innemende charmeur. Maar zijn grote liefde bleef, hoe dan ook, onvoorwaardelijk mijn vrouw, waarmee hij altijd discreet naar zijn Jeanette verwees.

Voor het uiteenzetten wat deze koppige Fries voor Stad heeft betekend voldoet de verwijzing naar de Rotterdam-Maaskant-prijs, die hij vrijwel onmiddellijk na zijn opstappen als Wethouder Ruimtelijke Ordening in 1994 ontving. Deze prestigieuze prijs wordt toegekend aan iemand die zich in bijzondere mate heeft onderscheiden op het gebied van architectuur en stedenbouw.

Voorwaar, niet niks!

Tot slot.

De honden die hem dagelijks op zijn pad kwamen trakteerde hij vanuit zijn linker jaszak op een hondenbrokje. Aan zijn blijvende afwezigheid, daar zullen ze snel wennen.

Ik moeilijk.

zondag 17 maart 2013

Het Stedelijk



Onlangs bezocht ik het door Mels Crouwel uitgebreide Stedelijk Museum in Amsterdam. Een verbouwing die technisch en financieel jarenlang heel wat voeten in de aarde met zich mee heeft gebracht.

De treinreis vanaf Groningen spoorde via de recent geopende Hanzelijn. Van Lelystad tot Almere passeer je een omvangrijk, kaal gevreten ruige grasvlakte waar de meeste bomen horizontaal liggen. Exemplaren die er nog bij staan zoals het eigenlijk hoort wachten hetzelfde lot: we passeren rechts de Oostvaardersplassen, een Hollandse savanne, een wildernis waar niet de beleidsmakers, maar de natuur het voor het zeggen heeft. Geïsoleerd zie je grazende kuddes van de meest uiteenlopende soort hoefdieren. Het gaat elkaar allemaal uit de weg. Het heeft daartoe zijn redenen.

Hoe dan ook, verrassend en indrukwekkend.

Deze kwalificaties passen ook de uitbreiding van het Stedelijk. Deze kreeg inmiddels de rake bijnaam badkuip toebedeeld.

Hoe anders?



Eenmaal binnen werd ik gelokt door wat de talrijke zalen van het oude gedeelte etaleerden. Naast een uitputtend overzicht van Kelley toonde het Stedelijk veel werk uit eigen collectie. Dat moest maar weer eens. Een en ander heb je immers niet voor niets in depot.

Het betrof onder meer The Beanary van Edward Kienholz dat uit de mottenballen is gehaald en helder en fris is opgepoetst. Belangstellenden werden een voor een, stuk voor stuk, een kort verblijf in het café gegund. Zo vaak ik The Beanery in decennia bezocht, zo achteloos werd men er altijd zonder enige restrictie toegelaten. Tijd maakt kunst groter dan dat het al was. Na al die jaren koestert Het Stedelijk dit bijzonder bezit dan ook.


Eén schilderij hield mijn aandacht wat langer vast dan dat dit mij gemiddeld doet. Het was een groot, wit beschilderd doek van circa 3 bij 3 meter, dat in zijn geheel wegviel tegen de witte wand waaraan deze was opgehangen. De zwarte lijst attendeerde me op de aanwezigheid ervan. Een subtiel detail is het vrijwel onzichtbare lichtblauwe kader van de binnenlijst.

Ik fotografeerde het en passant vanuit de losse pols met mijn Samsung. Dat verklaart misschien dat de hoeken ogenschijnlijk niet haaks op elkaar aansluiten dan dat deze in werkelijkheid wel degelijk doen.
Het is in 1963 geschilderd door de Amerikaan Jo Baer, een pionier in de conceptual art. De titel van het werk, Korean Painting, ontging me volstrekt. Dat laat zich raden.

Voor deze nietszeggende beeldtaal zou, in Koreaanse traditie, een titel als De Grote Leegte de spijker meer op zijn kop geslagen hebben.