donderdag 14 december 2017

Late for the Sky


In Centre Pompidou bezocht ik de expositie Magritte, la Trahison des Images. In goed Nederlands: Magritte, Gezichtsbedrog. De tentoonstelling bood met 88 werken een royaal overzicht van het omvangrijk oeuvre van deze Belgische surrealist (1898-1967). Ik hoopte er L’Empire des Lumières aan te treffen, een werk uit 1954, De Heerschappij van het Licht. Het hing er niet.


Dit werk inspireerde twintig jaar later Jackson Browne bij het hoesontwerp voor zijn lp Late for the Sky. Ik citeer uit de credits, zoals we deze op de achterkant van de hoes aantreffen: ‘Cover concept Jackson Browne if it’s all reet with Magritte’. De Belg zelf kon daar feitelijk niet op ingaan, omdat hij op dat moment al zeven jaar dood was. Browne gaf Bob Seidemann opdracht een hoes te ontwerpen waarin een dergelijke sinistere tegenstelling tussen licht en donker, tussen geboorte en verval te zien zou zijn. Daarin is hij uitstekend geslaagd. De typografie is van Rick Griffin, een kunstenaar uit de psychedelische scene van Haight-Asbury, San Francisco.



We zien een Chevrolet Bel Air Club Coupé uit 1953. Kenners zien het onmiddellijk. Anderen niet. Voorts zien we een lantaarnpaal met een kap die qua vorm wat Jugendstil aandoet en schaars licht in de enkele huizen die we aantreffen. Het donker en licht wordt met enige fantasie diagonaalsgewijs en haast gelijkmatig verdeeld.

Jackson Browne is een briljante singer-songwriter. Buitencategorie van de jaren zeventig. Top van de Eredivisie.

‘Maar hij was toch die funky Godfather of Soul,’ merken de mensen op wanneer ze veronderstellen dat we van doen hebben met die schreeuwerige James Brown. Spraakverwarring. Muzikale onbenulligheid.

Browne is afkomstig uit Californië en verkeerde in de muzikale, wat incestueuze coterie van de Amerikaanse west coast en dan vooral The Eagles. Samen met Don Henley, zanger en drummer van deze band, schreef hij de klassieker Take it Easy van The Eagles. Zijn eigen, wat ingetogener, larmoyante versie horen we op zijn lp For Everyman uit 1973. Browne is een uitgesproken onheilsprofeet van de baby-boomers die in de jaren zeventig gedesillusioneerd en opgebrand terugkijken op hun verloren jeugdidealen, de Woodstock-generatie die de weg was kwijtgeraakt toen de jaren zestig-droom over een nieuwe, mooiere maatschappij was uitgelopen in een wereld van genotzucht en hedonisme, van Nixon en Vietnam. In zijn liedjes weet hij zijn persoonlijke gedachten en gevoelens zodanig in tekst en muziek neer te zetten, dat deze voor generatiegenoten herkenbaar zijn. Hij slaat de spijker op de kop!

Late for the Sky is misschien wel mijn meest dierbare lp. Hartverscheurende autobigrafische liedjes, scherp geformuleerde teksten, in eenvoudige en gevoelige melodie verpakt en gezongen met een wat omfloerste stem. Verpletterende herfstmuziek. Weltschmerz van de bovenste plank. Muzikaal is het allemaal niet zo ingewikkeld. Integendeel zelfs. Bij de eenvoudige, haast saaie, sobere arrangementen is de hoofdrol weggelegd voor David Lindley. Vooral met zijn slide-guitar en viool roept hij een passende, melancholieke sfeer op. Als sessiemuzikant wordt hij niet geroemd als multi-instrumentalist, maar als maxi-instrumentalist. Dan weten we met wie we hier van doen hebben.

November 1974. Radijsstraat 23a, Groningen. Voor het eerst leg ik het droeve Late for the Sky op mijn draaitafel. Het gaat slechts om acht liedjes, liedjes over liefde, dood, eenzaamheid en teloorgang. Vrijwel alle grijpen je naar de keel. Met citaten die er toe doen loop ik de lp na en ik voorzie deze elk met een link naar YouTube.


Kant A begint met de titelsong, een smartlap in de beste traditie. Het verhaalt over de gestrande, moeizame relatie met zijn vrouw Phyllis Major. Een jaar later pleegt ze zelfmoord. Op The Pretender, de prachtige lp die hij in 1976 na deze uitbracht, verhaalt hij daar expliciet over en wel in het wonderschone Sleep’s dark and silent gate. Late for the Sky verwoordt de ijdele hoop een vervlogen relatie ten goede te kunnen keren, zelfs wanneer je tegen beter weten in ziet dat het daarvoor eigenlijk al te laat is.

https://www.youtube.com/watch?v=kqYiHkx7ils

‘Looking hard into your eyes
There was nobody I’d ever known
Such an empty surprise to feel so alone.’

Fountain of Sorrow sluit hier naadloos op aan.Het geloof in een ideale relatie is na al die jaren een illusie gebleken, maar Browne weigert vooralsnog zich met dit feit te verzoenen.

‘When you see through love’s illusions there lies the danger
And your perfect lover just looks like a perfect fool
So you go running off in search of a perfect stranger.’

Dit zou Browne geschreven hebben na zijn korte relatie met Joni Mitchell. Beiden verkeerden in een promiscue wereldje. Dit terzijde. De pijnlijke strekking luidt dat men altijd iets in een ander zoekt wat uiteindelijk niet wordt gevonden. Omdat dat er gewoonweg niet is. En daar zul je het beiden maar mee moeten doen.

https://www.youtube.com/watch?v=XaoHbNNK58k

Op 22 november 1974 ging ik naar Lochem, naar mijn vriendinnetje van toen. In mijn agenda citeerde ik een opbeurende strofe uit Fountain of Sorrow, een die stilletjes getuigt van verlangen en passie.



Het volgende liedje, Farther on ligt inhoudelijk in het verlengde van het vorige. Feitelijk een overbodige constatering, een open deur. Het is immers vrijwel allemaal kommer en kwel.

‘Now there is a world of illusion and phantasy
In the place where the real world belongs.’

Voor het mooie The Late Show moeten we even terug naar de hoesfoto. We zien de Bel-Air uit 1953 langs het trottoir geparkeerd. Browne gaat er met zijn geliefde mee van door. Aan het eind van dit liedje gooit hij haar portier met een mooie, doffe klap dicht, loopt om de auto, kruipt achter het stuur, trekt zijn deur dicht, start de motor en de auto gromt weg. 

https://www.youtube.com/watch?v=lF7pMqCZWio

‘It’s like you’re standing in the window
Of a house nobody lives in
And I’m sitting in a car across the way
It’s an early model Chevrolet
I’ts a warm and windy day
You go and pack your sorrow
The thrashman comes tomorrow
Leave it at the curb, and we’ll just roll away.’

Dromend rijdt de romanticus weg naar de plek waar de lucht en de weg elkaar raken. Dan draaien we de lp om. Kant B.

In de eerste regel van het eerste nummer, The Road and the Sky, pakt hij meteen de draad op waar hij bij het vorige liedje was gebleven:

‘Wken we come to place where the road and the sky collide
Throw me over the edge and let my spirit glide
They told me I was going to have a work for a living
But all I want to do is ride
I don’t care where we’re going from here
Honey, you decide.’

In een haast niet bij te houden razend tempo en met een jengelende piano, zoals we deze van Jerry Lee Lewis kennen, verwijst Browne, nauwelijks verhullend, naar cruising, een hitsig thema waar Bruce Springsteen ook wel raad mee wist.

https://www.youtube.com/watch?v=uUDnPcuuWf4

For a Dancer is droevig, maar van een ongekende schoonheid. Het gaat over de dood van een vriendin, welke hem maar al te goed deed beseffen het leven maar vooral te omhelzen. Pluk de dag, want de venijnige dood ligt op de loer.

https://www.youtube.com/watch?v=78AVc2jV4Sg

‘Just do the steps that you’ve been shown
By everyone you’ve ever known
Until the dance becomes your very own
No matter how close to yours another steps have grown
In the end there is one dance you’ll do alone.’

Een bittere constatering, een onvermijdelijk feit.

En dan volgt Walking Slow een verrassend opgewekt niemendalletje waarin Browne ons met kennelijk plezier, maar met lichte nostalgie, meeneemt naar de plek van zijn jeugd. Het is een liedje dat met al zijn vrolijkheid op deze lp detoneert.

https://www.youtube.com/watch?v=lim_j-CLsfs

Tot slot, het pièce-de-résistance: Before the Deluge. In deze melancholische apotheose maakt Browne in prekerige en dweperige bewoordingen de balans op: waar hebben de dromen uit zijn jeugd hem uiteindelijk gebracht. Het is de treurige constatering van en berusting in het feit dat zijn jeugdig idealisme en het onschuldig geloof in de hippie-idealen van de jaren zestig voorgoed zijn verkwanseld.

https://www.youtube.com/watch?v=7SX-HFcSIoU

‘And on the brave and crazy wings of youth
They went flying around in the rain
And their feathers, once so fine, grew torn and tattered.’

Aldus beschrijft Browne het einde van een tijdperk.

Late for the Sky: een juweel, woord voor woord, noot voor noot.

zondag 5 november 2017

Magisch Realisme


Het was vroeg, die zwoele ochtend.

Aan de overzijde van ons huis parkeerde, parallel aan de groenstrook, een beige bestelwagentje. De daartoe bestemde parkeervakken boden royaal de ruimte. Desondanks werd gekozen voor juist deze specifieke plek. 

Drie forse mannen stapten uit. Ze trokken vastberaden en plichtmatig oranje hesjes over hun werkkleding. Het beloofde wat. Aan de trekhaak van hun wagen hing een grote, kanariegele compressor. Kleding, busje noch compressor verraadden iets over hun herkomst noch over hun beoogde bezigheden.

Aan de rand van het talud spietsten ze spaden in de grond. Dat is wat deze vragen: scheppen.



Wat later arriveerde een donkerblauwe Opel Corsa. Deze werd achterwaarts in een parkeervak voor ons huis gedraaid. Het duurde even tot een man in burger uitstapte. Op dat moment trok deze routinematig een groen hesje over zijn kleding en hij stak even routinematig een verse sigaret op. Hij voegde zich bij het al aanwezige drietal. Het kwartet was er klaar voor. Drie oranje hesjes en een groen exemplaar bogen zich aandachtig over de gegraven kuil. Met zichtbare aandacht bespraken ze een en ander in volle ernst.

Maar goed. Men was alweer vlot vertrokken, niet zonder de aangebrachte kuil te hebben gemarkeerd met fel gekleurd rood-wit verkeerslint, dito hekwerk en twee pylonen. Daarmee wordt de passant en de hondenuitlaat op mogelijk gevaar geattendeerd. Een juridische manoeuvre. Een goede gedachte.

Deze simpele, maar intrigerende constatering ging met mijn gedachten aan de haal en wel naar een fragment uit het eerste hoofdstuk van De Komst van Joachim Stiller van de Vlaamse schrijver Hubert Lampo. Deze roman uit 1961 plaatste ik onder meer op de Nederlandse literatuurlijst voor mijn eindexamen HBS-A in 1969. De tekst die me aan bovengeschetste gebeurtenis herinnerde heb ik hieronder binnen twee rode lijntjes aangegeven.




Zo vervreemdend, maar zo werkelijk.



woensdag 4 oktober 2017

Beeldrijm


Beeldrijm is een krachtig begrip. Het omvat alles dat visueel en associatief bij elkaar past.



Een pandaman van onderkledingsmerk Bamigo springt met een geweldige souplesse over een hinderlijke balustrade. 




Met een zelfde nonchalance neemt Halbe Zijlstra, met onder zijn arm een gewichtig dossier, achteloos een op het Binnenhof voor hem hinderlijk geplaatst dranghek. 

Met die pandaman, daar kan het niet meer mee misgaan. Die is er al overheen. De afsprong resteert. Maar hoe dat met Zijlstra afloopt? We zien slechts een fractie van een dappere aanzet tot het nemen van deze hindernis.

De beelden zijn gespiegeld. Desondanks illustreren deze duidelijk wat beeldrijm behelst.













  

maandag 14 augustus 2017

Via Fuime, Recco


Daar zaten we dan. In de bus. Wachtend op de dingen die ons te wachten stonden. Het was het begin-, maar ook het eindpunt van de bus die eindeloos tussen Recco en Santa Margherita pendelt. Het duurde even voordat deze aanstalten maakte voor vertrek. Niet erg. We zijn aan de Italiaanse Riviera. Het dagelijks leven neemt er niet zo’n vaart. Dan ga je vanzelf mee in die traditionele traagheid.

De airco van onze compacte stadsbus draaide op volle toeren. Dan is wachten bij een buitentemperatuur van 37 graden een aangename weldaad. De bus was er een van AnsaldoBreda, de Italiaanse fabrikant van rollend materieel die enkele jaren geleden de Nederlandse Spoorwegen meende te kunnen opzadelen met de Fyra. We herinneren ons dit fiasco. Onze bus deed het evenwel als de beste.

Links van ons wachtten de mensen in de schaduw die de arcades van het spoorwegviaduct hoog boven hun hoofd hen voor dat moment even had te bieden.


De ruiten van onze bus waren voorzien van efficiënte zonwering. Dan ziet de wereld er plots anders uit.


zondag 2 juli 2017

Sierstrips


Strips werden in mijn jeugd door ouders met arrogant dedain bekeken: wegwerp-kiosklectuur; dom kindervertier. Het was niet meer dan dat. Van Donald Duck zouden we haast analfabeet worden. Als mijn ouders zich daar al niet onder schaarden, dan werd dit soort vermaak ook door de zogenaamde intellectuelen en traditionele kunstelite als loos beschouwd. Derhalve genegeerd.

Het feit dat we sinds 2004 in Groningen het Nationaal Stripmuseum kunnen bezoeken getuigt ervan dat het genre museumwaardig is. Derhalve van zekere culturele waarde. Het genre is volwassen geworden. Het doet er toe.

In 1966 begon de Duitstalige Waal Hermann Huppen (1938) met het tekenen van de politieserie Bernard Prince. Hij signeert zijn werk met ‘Hermann’. In 2016 ontving hij de prestigieuze Grand Prix de la ville Angoulême . Niet niks, in de wereld van de strips.

Rik Ringers is andere koek. Gilbert Gascard (1931-2010) tekende zich een ongeluk. Maar liefst 78 delen. De hoofdpersoon is een misdaadverslaggever die veel van de zaken waar hij zijn neus instak wist op te lossen. Dan denken we al gauw aan het eigengereide fenomeen Peter R. de Vries.

Bernard Prince en Rik Ringers vormden een serie verhalen die de stripweekbladen Kuifje en Robbedoes in hun sobere jaren financieel boven water wisten te houden. Totdat de uitgeverij ervan uiteindelijk het loodje legden.

We zien hier twee fragmenten uit genoemde strips. Deze laten zich kenmerken door een realistische, trefzekere tekenstijl. Compositie en belichting, alles klopt. De beelden vormen een filmisch verhaal, getekend en gekleurd tegen een strak, dagelijks decor. In klare lijn. Sierstrips, dat zijn ze.

Eerst een fragment uit Gisteren en Vandaag, deel 14 (1980) uit de reeks van Bernard Prince.



We vallen midden in het verhaal. Een 404 scheurt met hoge snelheid langs een Zuid-Frans strand. Gelet de hoge, wuivende palmen, dan zijn we in nachtelijk Nice. De tekenaar heeft verzuimd een chauffeur achter het stuur te zetten. Dan belooft dat wat, daar op die tragische Boulevard des Anglais.

Maar dan zitten we ineens in een volstrekt ander verhaal: De Duivelse Tweeling, deeltje 47 (1989) van Rik Ringers.




De taxichauffeur wordt door een goed geklede, identieke tweeling gemaand haast te maken. Maar de chauffeur heeft andere dingen aan zijn hoofd: de versnelling doet niet wat deze op dat moment moet doen. Dan schiet de 404 plots achteruit en wordt met een forse klap in de flank gereden door een Berliet Stradair. De tekstballonnetjes op de twee laatste plaatjes geven duidelijk aan wat zich binnen een vloek en een zucht afspeelt. Strips als deze intrigeren. Ze worden realistisch verbeeld. De twee schuifjes van de climatisation in het midden van het dashboard op het eerste plaatje is een subtiel detail. Alleen in de allereerste versie van de Peugeot 404 treft men deze op die plek aan. De taxichauffeur rijdt kennelijk in een wat scharrig exemplaar uit 1961. Dat de versnelling het dan even laat afweten, soit: de auto is immers minstens vier jaar oud, want de Berliet Stradair zag pas in 1965 het licht. Rekenkunde.

Striptekeningen die de werkelijkheid verbeelden. Dat doen deze. Dan vraag je je af welke auto dat is die daar als taxi op de parkeerplaats staat stil te staan. Een Vauxhall Victor, een Fiat 124, een of andere Simca? Het lijkt er allemaal op, maar dat zijn ze niet.

Maar de 404 wisten beide tekenaars maar al te goed vanuit kikvorsperspectief weer te geven.




Stoer, strak en sterk.

Mooi werk.


zaterdag 20 mei 2017

Narcissus

Architect Gert Korteweg schetste ooit Huis de Beurs vanuit een verrassend perspectief. Hij tekende kennelijk vanaf een keukentrap. Als je je ogen goed de kost geeft, dan valt er veel te beleven.

Na een dienstverband van iets meer dan tien jaar bij Huis de Beurs diende ik per 1 mei 2017 mijn ontslag in. Het was mooi geweest. Klaar is klaar. Klaar is Kees. In een door Marijke Brouwer goed en helder weergegeven interview in het Dagblad van het Noorden van 14 april 2017 laten de laatste twee alinea’s over mijn motieven aan duidelijkheid niets te wensen over.




Naar aanleiding van dit artikel werd ik door een journalist van RTVNoord benaderd met de vraag of hij een korte reportage met mij zou mogen maken. Ik twijfelde, maar al rap gaf ik hem te kennen dat ik ervan af zag: het artikel in het Dagblad van het Noorden was klip en klaar. En ach, het was allemaal weinig nieuwswaardig. Daarmee stelde ik de man teleur. Dat moest dan maar. *)

Gestoken in mijn fuchsia-roze kostuum toog ik op donderdag 20 april voor de laatste keer naar mijn werk. De bedrijfsleiding had me in de gelegenheid gesteld hier en daar met koffie en gebak te strooien en wat later op de dag met hier een glaasje bier en daar een glaasje wijn. Toen ik vanaf tafel 20 opstond om voor mijn gezelschap een taartje te halen keek ik plots in de camera van de man die ik een dag ervoor beleefd had medegedeeld niet van zijn reportage gediend te zijn. Desondanks stond hij daar, de RTV/Noord-man die met inhoudelijke ledigheid genoegen neemt. Iedere seconde zendtijd zal hem waardevol zijn. Mij niet.

Maar goed. Die donderdag de twintigste. Vanaf het vroege uur kwamen de mensen af en aan om afscheid te nemen. Het deed me grote deugd, maar het was me allemaal te veel eer. Niettemin deed men dat met lieve, hartelijke woorden, met verse snijbloemen, met veel goede boeken, Alkmaarse stroopkoeken, met een geurige eau-de-toilette, met divers vinyl, met een tasje gevuld met snacks, met droge hammen, flessen wijn, kunst in diverse uitingen, met geld, met waardebonnen voor middenstand en cultuur, met drank, historisch serviesgoed, een simpel flesje bier waarop een een hartelijk woord geplakt, een smakelijk samengesteld kaasplankje en een plastic bakje met pitloze, zoete, witte druiven. Ja, de mensen wisten maar al te goed waarmee ze mij konden verrassen.

Om vijf uur was het gedaan.

Collega’s verschenen om met mij een laatste potje bier te drinken. De tent liep vol. Aan een hoektafeltje deed een Rotterdammer zich tegoed aan gebakken runderlever met veel ui. Daarbij vroeg hij zich af in welk vrolijk en feestelijk circus hij daar, op een willekeurige donderdagmiddag, in godsnaam was beland. Groningen, dat is toch immers star, stug en stuurs. Hij kon niet anders constateren dan dat de werkelijkheid volstrekt anders was.

Inmiddels verraste pianist Leo Lariekoek mij op een vrolijk lied dat hij de avond ervoor uit zijn mouw had geschud. Op zijn dwingend verzoek stonden allen op bij het zingen ervan. Staan, dat zingt beter, onderwees hij de aanwezigen. Intussen irriteerde het me dat een van mijn dochters op dit gedenkwaardig moment niet aanwezig was. Ze wist ervan. Maar aan het eind van het liedje kwam ze fier de deur binnengedraaid. Ik vroeg Leo én de aanwezigen dat mooie lied nog één keer te zingen. Dan kon het mee in haar herinnering.

En daar ging het weer.

Vervolgens hield ik een korte toespraak:
_

Dat was het. Ruim tien jaar Huis de Beurs.

Mooie jaren. Dat waren ze.

Al die mensen die ik hier heb ontmoet hebben mijn leven royaal verrijkt, ieder op hun eigen manier:  de kunstenaars, de mannen van de milieudienst, de mannen en vrouwen van het dameskoor, de scherpe juristen, de spijbelende scholieren, de buitenechtelijke relaties, de ambitieuze architecten, de kooplieden van de Vismarkt, de Ommelanders, de uitgeputte nachtdienst van de intensive care van het UMCG, de lokale politici, de dames van de Nieuwstad, de bekende Nederlanders,  de winkelende vriendinnen, de dubieuze zakenlui, de graanboeren op de dinsdagmorgen, de stille alcoholisten, de achteloze studenten, de nachtzusters van het Martini-ziekenhuis en al die toevallige passanten.
Ach, allen zijn me lief. 

Maar dat zijn zeker mijn zo gewaardeerde collega’s, de keukenbrigade, de internationale afwassers, de studenten met hun nul-urencontract en de nauwgezette schoonmaker voor wie ik een groot respect betoon. Jullie allen gaven me het werk in Huis de Beurs de juiste kleur en het vrolijk genoegen. 
Daarvoor mijn grote dank.

Sinds 1779 bevindt zich op deze kadastrale plek iets dat tegenwoordig wordt aangeduid als horeca: een herberg, een drankhuis, een volkshuis, een tapperij, een drankgelegenheid, een café, een restaurant. Kortom, een place-to-be. Daar zullen die Duitse soldaten en Hollandse collaborateurs eind april 1945 wel anders over hebben gedacht toen de geallieerde autoriteiten Huis de Beurs als interneringsruimte opeisten. Dit ter zijde.

Zonder personeel had geen enkele exploitant het  in de loop der eeuwen zakelijk  gered.  Ik was één van de velen, een klein radertje in de wonderlijke geschiedenis van Huis de Beurs. Zo klein de rol, zo groot het genoegen waarmee ik deze heb gespeeld.

Ik stap op, maar de zaak raast onverdroten voort.  Dat vraagt de traditie.

Van veel mensen vernam ik  mooie woorden. Sommige met een sentimentele constatering waarin waardering schuilt: ‘We zullen je missen.’  Treffender als dit kan een compliment niet worden verpakt.  Ongetwijfeld zal ik ook een en ander gaan missen. Het zij zo.

Maar goed. 

Nogmaals: dit was het. Ik ga andere dingen doen.

Het zijn de herinneringen die me resteren.
_



Leo Aukes pakte de muzikale draad weer op.

Hieronder de tekst van hun muzikale bijdragen: links die van de ene en rechts die van de andere Leo.



En daar zat ik, aan tafel 14, in een goed en boeiend gesprek met Peter en Eef uit het Friese Mantgum. Tussendoor tikte iemand me op de schouder. Het bleek Mark, een personeelsfunctionaris van Bos & Bos. Hij drukte me achteloos een kleurig en geurig ruikertje in de hand. Mede namens Renske en John, voegde hij er als boodschapper aan toe. En weg was hij weer. De directie nam aldus afscheid van een werknemer. Dit illustreert het citaat uit het interview met Marijke Brouwers: Door een overname ben ik in een bedrijfscultuur beland die de mijne niet is.

Het werd een dag om in te lijsten.



________________________________________________________________________________

*) 

Die dag nodigde Piet van Dijken mij uit voor Herestraat Helemaal. Het werd aflevering 517. Het moest zo wezen: de 5 staat voor de maand mei en 17 voor dit kalenderjaar. Per die datum nam ik ontslag. Maar goed, Herestraat Helemaal. Ik heb het geweten. Het pakte wonderlijk uit: 

https://www.oogtv.nl/uitzending-gemist/tv/herestraat-helemaal-coen-van-uhm/



maandag 8 mei 2017

Klaatu


Klaatu was een Canadese band uit de jaren '70. Omdat op al hun albums geen enkele informatie stond vermeld over de samenstelling van de band en omdat de muziek nogal beatlesque aan deed werd gedurende lange tijd verondersteld dat The Beatles onder dit pseudoniem platen maakten. Goed beschouwd helemaal geen gekke gedachte.



Vanmorgen scheurde ik gisteren van de zeurkalender af en trof vervolgens deze schets.




Van Straaten wist brede maatschappelijk problematiek op zijn eigen wijze subtiel te verbeelden. We zien hier een zorgelijk kijkende man in krijtpak, wapperende stropdas en een koffertje met wellicht gewichtige inhoud. De badge op zijn linker revers verraadt dat hij zojuist een symposium heeft toegesproken. Hij verbouwereert de journaliste zichtbaar met een ondenkbaar perspectief.

En daar was onmiddellijk mijn associatie met een prachtig liedje van Klaatu, 'Calling Occupants of Interplanetary Craft' (1977).

https://www.google.nl/search?q=youtube+klaatu+calling+occupants&oq=you+tube+klaatu+calling&aqs=chrome.2.69i57j69i60j0j69i60l2j69i64.31453j0j4&sou

De stemmen, de structuur, de opbouw van het liedje en de verrassende wendingen, deze roepen veel muzikale herinneringen op aan de muziek van The Beatles vanaf 1967.

In het Dagblad van het Noorden van 4 mei jl trof ik dit bericht:



Hawking gaat profetisch en wetenschappelijk serieus aan de haal met een vluchtige cartoon die Van Straaten meer dan twee jaar geleden schetste.

Het moest allemaal niet gekker worden.



woensdag 22 maart 2017

Zeezicht en Nuenen

Vandaag hadden exposities in het Rijks en het Stedelijk in Amsterdam mijn belangstelling.

In het Rijks Museum bezocht ik Goede Hoop, een confronterende tentoonstelling, samengesteld door Adriaan van Dis. Aan de hand van foto's, brieven, literatuur en allerlei parafernalia illustreert hij de kwalijke rol van Nederland als kolonisator van Zuid-Afrika gedurende meer dan vierhonderd jaar. Deze pikzwarte bladzijde uit het verleden van Nederland krijgt in geen enkel geschiedenisboek de aandacht die het verdient.

Het Stedelijk Museum presenteert een overdadige overzichtstentoonstelling van het werk van Ed van der Elsken. Allemaal gesneden koek.


Letterlijk daar tussenin stapte ik even het Van Gogh  binnen, nieuwsgierig naar de vraag hoe Zeezicht bij Scheveningen en Het uitgaan van de Hervormde Kerk te Nuenen er bij zouden hangen. Deze in 2002 geroofde schilderijen van Vincent van Gogh werden onlangs op wonderlijke wijze teruggevonden in een schuur van de ouders van een Napolitaanse drugsbaron van de Camorra. 


Diefstal en Vondst worden vanaf vandaag in een minitentoonstelling in het Van Gogh uitvoerig uiteengezet.



En daar hingen ze, de beide kleine paneeltjes, aan een wandje dat symbolisch in het verlengde is neergezet van het destijds vermorzelde raam via welke deze in 2002 het Van Gogh onwetmatig verlieten. Op de foto hierboven zien we het betreffende raam pal achter de bewakingscamera die boven de derde witte pilaar van rechts op de dakrand is aangebracht. 



Zo rommelig het oogt, zo rommelig het was. 






maandag 13 maart 2017

Deventer


Op weg naar de expositie De vroege Van Gogh in het Kröller-Müller moest ik in Deventer een kleine twintig minuten wachten op de overstap naar Apeldoorn.

Het uit begin vorige eeuw daterend station met monumentaal interieur van geglazuurd gele baksteen, turquoise tegeltjes, sierlijke, functionele teksttableaus en glanzend gelakt houten meubilair heeft de tand des tijds wonderlijk mooi doorstaan. 

Maar toch. Ook hier hebben de loketten plaats gemaakt voor landelijk opererende middenstand. In Deventer heeft een AH to go er bezit van genomen. 




Ik ging er binnen. De enige aanwezige was de caissière. Ze vulde vakken.

De broodjesafdeling had mijn aandacht. Met een saucijzenbroodje liep ik naar de kassa, waar zojuist een jongeman op af was gesneld.

Op de zakelijke vraag van de vriendelijke caissière waarmee ze hem van dienst kon zijn antwoordde hij: ‘Condooms’ en knikte daarbij naar een blauw doosje met vijf stuks Durex Extra Safe, dat tussen de rookwaren achter de balie was weggestopt. Hoe dan ook, de caissière had aan een half woord meer dan genoeg.

‘Een fijne dag!’ wenste ze de jongeman toe toen deze de winkel met dezelfde haast verliet als die waarmee hij deze was binnen gekomen.

'Dat zal wel lukken met die aanschaf’, fluisterde ik de caissière met een knipoog schalks toe. Met haar subtiele glimlach leek ze in te stemmen met mijn veronderstelling.

En daar sta je dan, op een willekeurige zaterdagmorgen in de AH to go van het station van Deventer, anderman’s intieme voornemens vluchtig te delen met zo maar een winkelmeisje.

Bij het afrekenen van mijn saucijzenbroodje stopte ze me met fijne humor 'Een fijne dag !’ toe.

'Dat zal wel lukken met deze aanschaf,’ vertrouwde ik haar toe en ik vervolgde mijn weg.

Op naar Van Gogh.

donderdag 2 februari 2017

Autowasstraat


Met de voorkant er in, dan komt die er ook met de voorkant weer uit. Je zou hem er natuurlijk ook achterwaarts in kunnen rijden. Dan word je in ieder geval niet geconfronteerd met die dreigende, metersbrede heteluchtdroger die aan het eind van het wasprogramma traag en schoksgewijs, uiteindelijk toch nog voor de voorruit wijkt. Mijn 404 laat ik tegenwoordig mooi in zijn eentje op de kettingbaan van de autowasstraat. Bij eerdere gelegenheden gutste het water via het ferm gesloten schuifdak desondanks royaal over me heen. Rubbers van zesenvijftig jaar oud. Dat wil dan wel.


Hierboven het moment waarop de 404 de wasstraat in wordt getrokken. Het romige sop, de gretige, blauwe borstels en het wassende water doen hun werk. Geluiden van deze bedrijvigheid, die horen we niet, maar deze beloven veel. 

Dat zien we hier:


De heteluchtdroger bevindt zich inmiddels veilig boven het dak. Een geruststellende constatering. De achteruitkijkspiegels, maar ook de sierstrips aan beide zijden blijken het mechanisch geweld van de wasstraat ongeschonden te hebben doorstaan. Nog even en de 404 rolt mooi en schoon van de baan. 

In glanzend turquoise rijd ik verder van waar ik was.