maandag 31 december 2012

Metalis




Nejdek ligt in mijn geliefde Tjechië, noordwest Bohemen. Een saaie plaats van niks. Een doorlopende straat raast er roekeloos door. Links en rechts wat winkels, hier en daar wat zijstraten en restaurant Anna met een goede, regionale keuken en een voor deze contreien kenmerkende inrichting: allemaal gelakt vurenhout.

Veel in Nejdek herinnert aan de tijd van ver voor de Fluwelen Revolutie (1989): grauwe en groezelige industrie die van het dorp niet veel meer maakt dan dat het is. METALIS is zo’n fabriek. Het is een toeleveringsbedrijf voor aluminiumlegeringen. In mei 2011 fotografeerde ik de fabriekspoort zodanig dat het tafereel ergens in de jaren ’60 gesitueerd had kunnen zijn. Hamer en sikkel, die ontbraken er nog aan.





Niets aan de hand: een doods tafereel bij een fabriekspoort. Het loopt tegen half 12, een doordeweekse dag. De zon laat zich van zijn beste kant zien. Nog even en de arbeiders laten het werk voor wat het is: de middagschaft.

Rond de lompe entree van METALIS treffen we enkele verticaal geconstrueerde hekken aan. De schaduwen ervan maken het beeld allemaal rommeliger en vooral onduidelijker dan dat het in feite is. Op het trottoir staat een simpel uitgevoerd hekwerk, waarvan het nut in eerste instantie onduidelijk lijkt. Wat doet het hier op de openbare weg?

We kijken wat nader.

De afgeronde hoek die dit hek maakt ligt in het verlengde van een hoge, rechthoekige, smalle entree, waarvan we niet kunnen zien wat zich daar achter allemaal afspeelt.

Nieuwsgierigheid is perverse belangstelling.

Enfin.

Het kost enige moeite, maar als we het stelsel van horizontale en verticale ijzeren elementen rond de fabrieksentree volgen, dan ontwaren we binnen de entree een hek, dat in het verlengde staat van het exemplaar op het trottoir.  


Hekwerk ordent. Hekwerk begrenst.

Een detail. 


Aan de donkere gevel, juist vóór genoemde entree hangt een klein, niet noemenswaardig kastje. Maar toch: het is een prikklok.Deze stelt de effectieve werktijd per werknemer exact vast. Zowel in de kapitalistische als in de socialistische economische orde wist men wel raad met dit soort mechanische controlemiddelen. Iedere werknemer van METALIS wordt geacht zijn of haar klokkaart bij aankomst én bij vertrek van de fabriek daarin af te stempelen. Dat gaat gepaard met een mooi, kort, hol mechanisch klakkend geluid: klokklok.

De positie van prikklok en het hekwerk bepalen dwingend de effectieve routing van de arbeiders naar het fabriekscomplex. Voor welk gemak heeft men overigens het trottoir ter hoogte van bedoeld hekwerk wat subtiel verhoogd? Hoe dan ook, het sluit trap- en naadloos aan op de smalle entree.

Marktwerking is een economisch principe dat we in Nederland vooral associëren met alles dat niet deugt in zorg, onderwijs en andere publieke sectoren. In het socialistische systeem werd marktwerking als uitwas van het kapitalisme beschouwd. De burger werd daarin niet verleid tot het maken van lastige keuzes binnen de markt. Van staatswege werd planning, fabricage en verkoop van alle producten en diensten centraal aangestuurd. De keus was simpel: er was wat er was en wat er niet was, dat was er niet. Daar moest je het maar mee doen: duidelijk en helder. Merknamen en met daaraan gekoppelde logo’s, die waren binnen deze geleide economie van geen nut en dus onnodig.

Maar toch.

METALIS onderscheidt zich met een cryptisch logo: de letter M in capitaal, linksboven onbeholpen verwerkt aan de rand van een rader. Een heus raderwerk wordt daarmee onherroepelijk gesaboteerd. Het logo van machinefabriek Rusthoven in Groningen beoogt hetzelfde, maar het draait lekker geolied en mooi gesmeerd rond.




Terzijde.

Rusthoven is een idyllische naam: de drie lettergrepen vormen twee woorden waarmee je de Pastorale van Beethoven zou kunnen samenvatten. De werkelijkheid is hier echter van een hele andere orde: we hebben van doen met een machinefabriek en dat is heel andere koek dan de koekoek die we in de eerste noten van de 6e van Beethoven horen.

Terug naar METALIS.

De entree tot de fabriek wordt gevormd door een sterk, stalen hekwerk, opgehangen aan op elkaar gemetselde natuurstenen blokken. Een soort deksel met een bol er op rondt het sierlijk af. Zowel de strakke als de loshangende draden boven het dak vormen een spinnenweb van onduidelijk nut.

Boven de poort lezen we METALIS. In verticaal en wisselend ritme treffen we er boven en er onder spijlen. Deze zullen met de constructie van het uithangbord van doen hebben. Niettemin, het deugt niet.Het had allemaal mooier gekund. Ter rechter zijde heeft men deze op twee punten aan een ijzeren mast verankerd, welke aan het natuurstenen metselwerk is vastgeschroefd. Boven in deze mast ontwaren we een piepklein oog: een bewakingscamera. Gereflecteerd op de witte muur rechts van de entree zien we deze als schaduw terug. Door het lijnenspel lijkt deze gemonteerd op een tweepotig statief. 


De forse lantaarnpaal die de foto in het midden verticaal in twee delen zaagt, is geen onderdeel van de openbare straatverlichting: deze staat kadastraal op het erf van Metalis. Alles en allen en wie en wat de poort in- of uitgaat, moet bij helder licht degelijk kunnen worden gezien en gecontroleerd. Dan is dat voor iedereen helder en duidelijk. 


Klip en Klaar.

Langs het trottoir staat een Skoda 120 L uit 1978. Achteloos verlaten. Dit type auto was berucht om zijn levensgevaarlijke wegligging. Zelfs ervaren chauffeurs waren in noodsituaties het rijgedrag van deze Skoda niet de baas.Voor de verkeersveiligheid in het dagelijkse gebruik stapelde men tegen de wielkasten in de kofferbak van de 120 L links en rechts wat trottoirtegels. Knullig, maar functioneel contragewicht. De motorkap van de 120 L scharnierde aan de linkerzijde. Mechanische storingen konden dan gemakkelijk vanaf het trottoir worden aangepakt. Een veilige gedachte. Dat dan weer wel.

Ondertussen spotten we aan de hemel in de volledige breedte van de foto verbrandingsgassen van een zojuist gepasseerd straalvliegtuig. Het maakt het geheel er desondanks niet veel dynamischer op.

Als je het Oostblok nooit bezocht, dan weet je niet welke specifieke geur deze afbeelding oproept: brandend bruinkool. Zo heerlijk, warm en gezellig als het rook, zo zwaar milieuverontreinigend als het was. Een zeldzame geur die dreigt te verdwijnen. 

Onlangs bezocht ik op Google Streetview Závodu míru, de straat waaraan METALIS  is gevestigd:



Een compleet ander verhaal. 

donderdag 29 november 2012

Wibi


Het Noord Nederlands Orkest bestaat 150 jaar, maar goed beschouwd eigenlijk ook weer niet.

Bezuinigingen dwongen in 1989 het Frysk Orkest uit Leeuwarden en het Noordelijk Filharmonisch Orkest uit Groningen tot een fusie. Dit NFO kwam voort uit het ‘Orchest der Vereeniging De Harmonie’, het eerste symfonieorkest van Nederland, dat in 1862 werd opgericht, 150 jaar geleden.

Voilá.

Naast een jubileumconcert vraagt een verjaardag als deze om een feestelijk logo. 

Het werd er een dat deugt en er toe doet:


Hoe je het wendt of keert, het is sierlijke, grafische vormgeving.

En dan de feestmuziek.

Naast werk van de Nederlandse componist Kuiler en de Hongaar Béla Bártok werd het tweede pianoconcert van Rachmaninov opgevoerd.

Rachmaninov componeerde er vier. Alle zijn me even lief: de smachtende romantiek van de negentiende-eeuwse Russische ziel wordt per strekkende millimeter muzikaal verbeeldt. Soms zware kost.

Fysiek was Rachmaninov flink uit de kluiten gewassen. Zijn handen waren er dan ook naar. Dit heeft consequenties voor de uitvoering van zijn pianocomposities door vele anderen. De spreiding van een bepaald akkoord is vaak zo groot, dat iemand met wat kleinere handen de betreffende toetsen onmogelijk synchroon aan kan. Toch vinden pianisten daar handige trucjes op, maar een goede luisteraar verneemt toch de nuance.

Hoe dan ook, deze pianiste draait voor een en ander haar handen niet om: 


Wibi Soerjadi speelde tot voor kort eigenlijk alleen in het commerciële circuit. Dat heeft hem geen windeieren gelegd. Nooit troffen we hem in een gesubsidieerd orkest. Maar toch: vanavond wel degelijk bij het NNO. De bladen zeggen dat hij moet bijklussen om zijn financiën weer wat op orde te krijgen.

Ik weet het niet.Het zal zo zijn.

De billboards, geplaatst rondom lantaarnpalen en aangebracht aan abri’s, lieten in Groningen aan duidelijkheid niets te wensen over: een gefotoshopt virtuoos, die wat indringend maar minzaam de lens zoekt. Dat gaat hem goed en glanzend af.


Aldus opgepoetst zette hij zich achter de achter de vleugel. Het moment waarop zijn voeten de pedalen hadden gevonden, vielen de warmrode sokken op die hij droeg.

In de dynamiek van zijn spel zag je soms heel even een klein rood driehoekje tussen de panden van zijn donker violet jacquet. Zijn onderbroek. Het waren haast intieme momenten wanneer je dit vluchtig zag.

Gaandeweg bedacht ik dat een ordinaire, rode stretchbroek onder zijn chique kostuum dit zou kunnen verklaren. En waarom eigenlijk ook niet?

Het was een concert om niet gauw te vergeten. Soerjadi liet met zijn wat trage, theatrale armbewegingen en betoverende handen Rachmaninov horen zoals het hoort. Ondanks zijn tenger en klein postuur kon hij Rachmaninov met gemak en verve aan.

Subliem.

De vanzelfsprekend niet geprogrammeerde toegift was een fraaie verrassing. 
Ik weet het niet, maar het leek een nocturne van Chopin, met een melodielijn die me heel sterk deed denken aan de tristesse en melancholie van zijn ‘Souvenir de Paganini’: https://www.youtube.com/watch?v=cprdfSq5Yi8

Na de pauze werd men op dissonante klanken en impressies van Bártok getrakteerd. Na Rachmaninov’s Tweede Pianoconcert konden deze me gestolen worden.

Op de fiets naar huis herinnerde ik me een subtiel liedje dat Juulz in groep 3 vaak zong. Ze huppelde en danste er zo vrolijk bij:
                     
                     Een aapje, een aapje,
                     Kijk eens goed,
                     Wat voor kunstje of het doet:
                     Een sprongetje hier, een sprongetje daar.
                     Nu is het met zijn kunstje klaar.

Niet Wibi, maar dit riedeltje liet me de rest van de avond niet meer los.



 





woensdag 7 november 2012

Moslima d'Alma



Iedere herfstvakantie bezoeken we Parijs.

Niet eerder deden  we een rondvaart op de Seine. Daar moest het dan ook toch maar eens van komen.

We scheepten in bij de Pont d’Alma, de brug waaronder de tunnel waarin Prinses Diana in 1997 jammerlijk te pletter werd gereden. Knullige en verweerde memorabilia getuigen van bewonderaars die deze plek, na al die jaren, onlangs maar weer eens aandeden.

Goed. De rondvaart.

Les Bateaux-Mouches.

Het was een warme dag. Hier en daar werd in Parijs 25 graden Celsius gemeten. We zaten dan ook met zijn allen op het open bovendek van de rondvaartboot.

Goed beschouwd voer deze niet rond. Dat doet deze bijvoorbeeld wel in Groningen of Amsterdam, maar de brede Seine, die dwarrelt wat van oost naar west door Parijs. Rondvaren is dan ook niet aan de orde. We gingen een paar kilometer heen én weer.

Sommige dingen vallen niet op, maar ineens, dan zijn ze er!

Een ferme man, sterk en gespierd in een vlot, oranje shirt. De riem van zijn fototoestel schuurt in zijn nek. Maar die kan veel verdragen. Naast hem zijn vrouw, een moslima in optima forma. Verfijnd en chic gekleed met veel bling-bling. Haar linker pols verraadde een haut-couture horloge van Pierre Balmain. De Samsung Galaxy Note hield haar voortdurend bezig.

Zo klein ze was, zo veel had ze te verbergen. Zoals gezegd deed ze dit in een geraffineerde stijl. Wat resteerden waren haar ogen die schuil gingen achter een zonnebril van Gucci: grote, bolle, bruingroene glazen.

Bepaalde insecten ogen zo.





Maar goed, ineens hield de dame haar boerka voor gezien. Achteloos wentelde ze deze dan ook weg.

En dan zit er van het een op het ander moment een andere vrouw. 




We wisten niet wat er van te denken, maar van enig vertoon van exhibitionisme, hardcore moslima's onwaardig, daar konden we de dame in kwestie niet van betichten.







dinsdag 6 november 2012

Gaasweefsels


Onlangs vielen me een drietal torens in Stad op: alle strak verpakt in gaasweefsel rond steigerwerk.

Onderhoud, daar is het hier allemaal om te doen.

De toren van het Academiegebouw wordt opnieuw gestuukt, gevoegd en geschilderd. 




Voorts wordt de betrouwbaarheid van de bliksemafleider uit den treure getoetst. Deze liet het in 1906 fiks afweten. Het toenmalige gebouw brandde tot de grond toe af. Op de fundering ervan werd het huidige gebouwd. Restauratie of niet, het carillon riedelt er op de geprogrammeerde tijden als altijd maar weer vrolijk op los.

De Jozefkerk is een ontwerp van architect P.J.H. Cuypers. Amsterdam Centraal Station en het Rijksmuseum. Dat werk.



In 1989 is de kerk integraal door Monumentenzorg gerestaureerd. Drieëntwintig jaar later is gebleken dat daarbij enkele werkzaamheden slecht zijn uitgevoerd. Bepaalde, functionele loden plaatjes in het houten hekwerk rond de wijzerplaat zijn destijds bijvoorbeeld met simpele tie-rips vastgezet. De rek is er nu letterlijk uit. Duiven vreten aan alles wat los en vast zit. Voor de veiligheid van passanten en voor die van de kerkgangers wordt nu een en ander nagelopen en zorgvuldig aangepakt. Een en ander geschiedt in eigen beheer van het diocees Groningen. De subsidie van toen is er eigenlijk immers een van gisteren.

Helpman, Coendersweg.

De Helperkerk (1900) van de hervormde gemeente heeft een uitstraling van niks. 


Mijn jongste dochter Juliette, genesteld in het zitje aan het stuur van mijn fiets, wuifde altijd naar de Vliegende Man, een beeld dat deze kerk, frontaal gezien vanuit de Helperkerkstraat, haar kinderlijke fantasie opriep.

Op basis van historisch kleuronderzoek en originele bouwtekeningen wordt deze kerk gerestaureerd naar haar oorspronkelijke, bescheiden allure. In de schaftkeet van de schilders treffen we een helder plan van aanpak: 



Een Vliegende Man: zo jong ze was, zo raak ze keek. 

woensdag 17 oktober 2012

Folkingestraat, zomer 1925



Een foto, genomen in de Folkingestraat in de zomer van 1925, intrigeerde me.



Het is een tableau vivant, waarvan je als kijker onmiddellijk deel van wordt gemaakt. De fotograaf, P.B. Kramer, heeft halverwege de straat op een ladder positie genomen: hij kijkt over de mensen heen. Linke soep: de bestrating ligt er immers helemaal uit en daar sta je dan gammel op een oneffen, rommelige ondergrond te fotograferen. Maar goed: de foto is uiteindelijk mooi gelukt. Deze laat uiteindelijk aan duidelijkheid weinig te wensen over.

Dat gaan we zien!




We kijken, van zuid naar noord, even met Kramer mee: aan het eind van de straat zien we links het zwarte, gietijzeren balkon van Huis de Beurs. Dit balkon werd in 1940 verwijderd. Waarom? Dat is een goede vraag. Onduidelijk allemaal. Iets daarvoor zien we een houten, witgeschilderd balkon met aan de onderkant ronde en gekrulde ornamenten. Dit bevindt zich er nog steeds. Voor nu een duidelijk oriëntatiepunt.
Goed beschouwd, dan is de Folkingestraat ter linkerzijde eigenlijk altijd ongewijzigd gebleven. Dat blijkt uit de foto die ik onlangs – ook staand op een huishoudtrap - vanaf dezelfde positie maakte als de fotograaf destijds.

Achteraf gezien stond Kramer enkele treden hoger: hij keek immers royaal over de mensen heen.
De Folkingestraat gaat via de Vismarkt vloeiend over in de Stoeldraaierstraat. Dit was ooit een chique straat: mooie gevels, in rustig ritme naast en tegenover elkaar geplaatst. Zo halverwege zat er een heel klein knikje in. Aan het eind van de Tweede Wereldoorlog hebben de Duitsers deze in zijn geheel tot ontploffing gebracht. Het had eigenlijk geen enkel strategisch nut.



Bij de wederopbouw werd de straat kaarsrecht getrokken. Dat was wel net zo eenvoudig.

Weg fraai verleden.

Op de foto waar het hier om te doen is, de Folkingestraat, daar lijkt van alles gaande, maar heel goed beschouwd is het een statisch geheel. Er gebeurt eigenlijk niets. Het is dan ook een spannend, maar ook een heel saai tafereel.

Het is 1925: we zitten midden in de economische crisis van de jaren ‘20.

De meeste aanwezigen, eigenlijk alleen maar mannen, wisten misschien wel van de komst van de fotograaf: de circa 50 personen blijken immers goed voorbereid te zijn op het ter zake doende moment. Men staat stil en kijkt in spanning naar het vogeltje. Twee mannen die er niet van op de hoogte zijn, of misschien wel net iets te laat arriveren, passeren de fotograaf links van zijn trapje. Omdat de fotograaf een wat langere sluitertijd voor zijn scene verkoos en zijn camera scherp stelde op de straat vóór hem, lopen de twee mannen met pet en hoed wat schimmig het beeld in.

Het wegdek van de Folkingestraat wordt voorzien van een ‘geruischloze wegverharding’. Dat was kennelijk nodig. De houten wielen met daaromheen de ijzeren hoepels van de paardenkarren ratelden dagelijks over de kinderkopjes. Voeg daar het ritmisch geroffel van de paardenhoeven aan toe en het zal vast een mooi hol, metalen en klakkend geluid met zich mee hebben gebracht. Maar dagelijks, en altijd maar weer, dat wordt een ieder teveel. Aan het eind van de straat zien we een dubbelspan, gekoppeld aan een vierwielige platte kar. Dit werk denderde dagelijks door de straat. Stel je voor. Daar wordt hier dan ook iets aan gedaan!

De werkzaamheden worden zorgvuldig en aandachtig gesuperviseerd. De hoofduitvoerder, de man met bats, links vooraan, toont de verantwoordelijke ambtenaar van Openbare Werken de voortgang. De ambtenaar zelf denkt er zichtbaar het zijne van: in driedelig kostuum, maar met stoffige, zware werkmanschoenen loopt hij een en ander kritisch na. Met beide armen nonchalant op zijn rug, maar eigenlijk met zijn hele houding versterkt hij het beeld van zijn superieure, inspecterende functie. Platte pet en gleufhoed maken hier het sociale verschil. Dat zie je maar weer.

Achter hen lopen twee jonge heren, goed gekleed en zorgvuldig gecoiffeerd. De enigen op deze foto zonder hoofddeksel! Daartussen geperst merken we een haast verdwaalde broekenman op.

Bij de aanpak van de straat worden de trottoirs aanzienlijk verbreed. De aardappelhandelaar rechts heeft zijn jute zakken tegen de gevel gestapeld. Nauwelijks plek: de mensen moeten er natuurlijk ook nog wel langs kunnen. De oude en nieuwe stoepbanden liggen voorlopig nog even parallel aan elkaar. Ach, de straat kan deze versmalling wel hebben: als twee stoomwalsen elkaar zouden moeten passeren, dat zou dat moeiteloos kunnen.

Gelet de open voorvork, de vorm van de stoompijp en die van het dak, dan is de wals die we op dit tafereel zien in 1925 geproduceerd door de Duitse firma B. Ruthmeyer Dampfwalze in het Westfaalse Soest (D). Het is een lange rit van Soest naar Groningen, zeker toen en toen zeker voor een stoomwals. Niettemin heeft deze uiteindelijk zijn bestemming bereikt: de Folkingestraat. De wals, die de naam Troubadour kreeg, is hier bezig aan een van zijn eerste klussen.




Terzijde: de Weense componist Johann Strauss minachtte zijn eigen werk. Maar goed, voor zijn muzikale composities werd hij fors betaald. Als beroep liet hij dan ook in zijn paspoort walsfabrikant aantekenen. Nu we hiermee pardoes en onbedoeld in de wereld van de muziek zijn beland, memoreer ik dat in de Folkingestraat enkele grote vocalisten zijn geboren en opgegroeid. Mezzosopraan Julia Culp (1880-1970) was daarvan de grootste. Wereldwijd werd ze geïntroduceert als de Hollandsche Nachetgaal.




Terug naar de Folkingestraat.

Het trottoir voor de paardenslager is inmiddels voorzien van klinkers. Zand, dat moeten de mensen, zeker bij dit soort zaken niet mee naar binnen lopen.De straat oogt op deze foto smaller dan dat die tegenwoordig lijkt. Trucs bij de visuele inrichting van de openbare ruimte doen hun werk. In 1925 wordt het trottoir verbreed, dus het wegdek versmald. In de jaren ’90 werd de straat echter zodanig aangelegd dat ieder verkeer gelijkwaardig aan elkaar werd, ondanks kleurafwijkend plaveisel dat een wandelgedeelte ter weerzijde suggereert. Trottoir en straat maken hier geen verkeerswettelijk onderscheid: shared space, zo heet dat zo mooi. Hoe dan ook, het brengt allerlei onduidelijkheid, zichtbaar ongemak en vooral onderlinge irritatie tussen de uiteenlopende verkeersdeelnemers met zich mee.

De dame rechts vooraan en Petten Derk, een meter of wat verder op, maken inmiddels gretig gebruik van de ruimte die de verbrede stoep hen biedt, evenals de mensen aan de overkant: ze balanceren met alle gemak op de nieuwe trottoirband.Nieuwe dimensies, een andere beleving.

Het is een doordeweekse zomerse dag: er wordt flink aan de weg getimmerd en de kinderen zijn niet op school, maar hier.

Zomervakantie!

De zon geeft er blijk van: vanaf het zuidwesten straalt deze onbarmhartig de straat in. Ter bescherming van hun koopwaar hebben vrijwel alle winkeliers aan de oostzijde van de straat de markiezen tegen het felle zonlicht laten zakken. Aan zijn markies heeft Stoppelman drie paar schoenen opgehangen, een voor de hand liggende variant op het middenstandsproza Adverteren doet Begeren.
Merkwaardig overigens dat de winkeliers de zon beneden, op welke manier dan ook, buiten de deur houden, terwijl men de luiken op hun eerste etages uitbundig open laat staan. Dat zal niet zonder reden zijn geweest. Welke? Ik kan deze niet bevroeden.

Rechts voor de stoomwals is er op een kleine vierkante meter iets gaande. We kijken op de rug van een klein ventje met flaporen. Hij kijkt naar de grond. De mensen in zijn directe omgeving turen met hem mee. Volstrekt onduidelijk wat hier de aandacht vraagt.

Inmiddels kijkt de man rechts met zijn transportfiets in ongemakkelijke houding en steunend op zijn fiets strak de camera in. Iets weerhoudt hem van voorovervallen. De bagagedrager op zijn voorwiel mist aan de linkerkant een bevestigingspootje van drager naar de as van het wiel. Dit heeft hij simpel ondervangen door een touwtje strak te spannen van de voorkant van de bagagedrager naar de bel op zijn stuur. Klaar. Maar goed, tijdens het fietsen blijft die bagagedrager natuurlijk altijd maar doorrammelen. Aan de overkant van de straat tref je maar liefst twee zaken aan die zich afficheren met de wervende tekst RIJWIELEN. Die zouden wel raad weten met dit onnozel ongemak.

Enfin.

Het is crisis. Een transportfiets die blijkbaar niets te transporteren heeft is dan al ernstig genoeg. Achter de rug van de man glimt het verchroomde stuur van een andere fiets. We zien niets meer dan dit raadsel. Overigens draagt hij een mooi, sterk jasje, met twee royale zakken, voorzien van een gemeenschappelijke sluiting. Diefstalbestendig, dunkt me.

Velleman en Stoppelman: hoe onderscheidt de ene rijwielhersteller zich van de ander? Beiden doen dat op dezelfde wijze en wel door het ophangen van enkele fietsbanden, bungelend onder hun houten naambord. Op onderstaande foto wordt een lading nieuwe fietsen bij Stoppelman afgeleverd. Over deze foto valt natuurlijk ook weer veel te verhalen, maar ik houd het bij het onderhavige.





Terug naar de foto van de Folkingestraat anno 1925.

Aan de kozijnen links zien we op één hoog drie zwarte plaatjes: spionnetjes. Dit zijn spiegeltjes die in een zodanige hoek zijn aangebracht dat je daarin de straat van links naar rechts, en andersom, kunt inzien. Deze verruimen de belevingswereld van de bewoners aanzienlijk. De aanwezigheid ervan geeft vooral blijk van een kneuterige, burgerlijke nieuwsgierigheid. Anderzijds, TV bestond toen nog niet. Als we deze spionnetjes zien als een vroege voorloper ervan, dan zijn deze niet meer dan begrijpelijk.

In 1925 treffen we op de oneven huisnummers ter linkerzijde van de Folkingestraat de volgende namen aan.
#  3   P. Stoppelman, Kleedingmagazijn
#  5   Blok, Kleedingmagazijn
#  7   Banketbakker D. de Beer
#  9   H.J. van Kempen, particulier
# 11  Stoppelman, Rijwielen
# 13  M. Nijveen, Paardenslager
# 15  De Jong, Papierhandel en Drukkerij, Lichtdruk en Clichéfabriek
# 17  Alex Velleman, Rijwielhandel
# 19  L. van Adelsbergen, Vleeschhouwerij

Als je de foto goed bekijkt, dan zie je de meeste namen terug op de buitenreclame.
De overkant is andere koek. Het is de zonzijde van de straat. De middenstanders doen er alles aan om hun waar tegen het felle zonlicht te beschermen. Luifels, markiezen of wat dan ook maken er een behoorlijk rommelig gedoe van.

Van voor naar achteren:

# 20   I. West, Banketbakker
# 18   S.Hoogstraal, Koek- en Banketbakker
# 16   L. Kisch, Fruithandel
# 14   B. Stoppelman, Schoenwinkel
# 12   D. Gietema, Vleeschhouwer
# 10   R.W.A. Buttinger, Uurwerkmaker
#   8   Ph. Buttinger, Begrafenisondernemer en Sigarenhandel
#   6   W. Schut, Breiinrichting
#   4   H. Hindriks, Kapper
#   2b M. Spaak, Aardappelhandel
#   2a  R. Kijlstra, Arts
#   2     J. van Dam & Zn, Kassiers en Effectenkantoor



Koosjer, dat lezen we van rechts naar links in de Hebreeuwse kop van deze advertentie van Hoogstraal. Duidelijke taal: hier verkoopt men producten die volgens de orthodox-joodse godsdienstige voorschriften zijn bereid.

Pluis dus.

Op # 20 zit banketbakker I. West. Als je dat eenmaal weet, pas dan kun je deze naam op zijn markies ontwaren. De foto is hier wat onduidelijk, de tekst eveneens. West heeft zware, zwarte lappen voor zijn etalage aangebracht. Deze beschermen zijn delicatessen tegen de zon. De open winkeldeur, ventilerend op een heel klein kiertje, zal daartoe ook bijdragen. Koelkasten, die bestonden toen nog niet. Je roeide met dit soort riemen.

Op het zonnescherm van nummer 18 lezen we delen tekst: S.Hoog.. / Com. De letters die ontbreken zijn verscholen achter het uitgerolde markies van de buurman. Als deze omhoog is gedraaid, dan lezen we S. Hoogstraal, Comestibles. Dit laatste is een chique woord voor fijne etenswaren
De combinatie begrafenisondernemer en sigarenhandel op huisnummer 8 lijkt een merkwaardige. Maar dat is het allerminst. As is het gemeenschappelijke.

De Folkingestraat was het kloppend hart van de Joodse buurt van Groningen. De sjoel aan het begin van de straat staat er niet voor niets.



Tijdens de Tweede Wereldoorlog werden circa 3000 mensen, die voldeden aan de door de Nazi’s beschreven norm voor jood, vanuit Groningen gedeporteerd naar allerlei  concentratiekampen. 191 ervan verdwenen uit de Folkingestraat en onmiddellijke omgeving.

Op de foto waar het hier om te doen is wachtte velen dit tragisch en triest verschiet.

maandag 15 oktober 2012

Digitaal Loket



Ik moest een verklaring overleggen waaruit ondubbelzinnig blijkt dat ik in Lochem ben geboren. De gemeente Groningen kon me deze niet verstrekken. Dat spreekt voor zich. Ik werd dan ook verwezen naar mijn geboorteplaats Lochem.

Groningen - Lochem is circa 130 km, een afstand die je in dit geval simpel digitaal neemt: het kost immers niets, geen tijd, geen brandstof en geen gedoe.

Maar toch: Lochem.



Op bovenstaande foto (1900) zien we rechts, met goede wil, twee huizen onder één kap. De tweede rechts is de woning van mijn zoete jeugd, Zwiepseweg 59. Mijn moeder woont er nog steeds en ze geniet volop van alles dat haar het dagelijks leven biedt.

Eind jaren ’50 spijkerde mijn vader een schuurtje annex kolenhok in de achtertuin. Daartoe gebruikte hij onder meer alle houten zonneblinden die de kozijnen van de voorgevel sierden. Ze deden het als de beste. Een bizarre ingreep en wel vanwege het feit dat mijn vader directeur was van een houthandel.

Ter zake.

Voor de vereiste geboorteakte bezocht ik het digitale loket van de gemeente Lochem. Ik las daar het volgende:

In deze digitale balie bieden we informatie over een groot aantal producten en diensten van de gemeente. U kunt de producten alfabetisch of systematisch benaderen. Bepaalde producten zijn ook toe te wijzen aan een situatie. Die zijn dan ook via dit criterium te vinden. U kunt een aantal trefwoorden invoeren waarna de aanwezige productinformatie hierop zal worden doorzocht. Het resultaat bestaat uit een lijst met producten waarin de door u ingegeven trefwoorden te vinden zijn.

In Lochem bevindt zich tussen de meanderende Berkel en het strakke Twentekanaal een smalle strook winderig industrieterrein. Voor de bouw van haar nieuwe gemeentekantoor koos de Gemeente Lochem voor deze plek.

Gezien de maquette dan wordt dit kantoor er een waarbij het hierboven geciteerd ambtelijk jargon naadloos en messcherp aansluit: eenduidig, strak en anoniem.




Voor de overheid blijkt de burger verworden tot product.

Een echt loket, dat is me liever. 

zondag 16 september 2012

Amalfi, zomer 2012



We waren op vakantie in Zuid-Italië, de omgeving van Sorrento, gelegen aan de Golfo di Napoli.

De Duitse Autobahn zou je op reis daar naar toe het liefst willen overslaan. Maar je kunt niet zonder. Eenmaal goed op dreef, dan begrijp je de gelijknamige compositie van Kraftwerk (1974): een monumentaal en monotoon loflied op het Duitse wegennet.



Een BMW en een Audi, meest in modieus hagelwitte lak uitgevoerd, zie je heel even in je achteruitkijkspiegels in slalom van de ene naar de andere baan op je af razen en vervolgens in gelijke volle vaart vóór je achter de horizon verdwijnen. Hautain en intimiderend, zo ervaar ik genoemde merken op de weg. Je bent wat je rijdt. Niettemin, de Duitsers zijn me lief: het zijn vriendelijke en bescheiden buren met een onbeholpen elegantie.

Goed.

De Alpen vormen de massieve grens tussen Noord- en Zuid-Europa. Deze neem je niet zo maar. Daartoe dient het gemak van de Gotthard, een heldere, halfronde tunnel. Desondanks tricky. Twee strakke rijbanen met in het midden daarvan een dwingende dubbele streep maken het gebruik ervan tot een ongewis avontuur. Onheil uit het verleden voedt dit onzeker gevoel.
Na 17 km tunnel waan je je in de de Méditerranée. Het is wat het lijkt, want het kanton Ticino is de Zwitserse variant op Italië. Wanneer uiteindelijk het strak aangeharkte en het haast neurotisch geordende plaats maakt voor het rommelige en chaotische dan ben je pas in Italië.
De autostrada liggen er overal mooi, strak en zwart bij. Wanneer een Alt Stazione je reis hinderlijk onderbreekt voor het betalen van tol, dan is het altijd weer opmerkelijk te zien dat er nauwelijks gelegenheid is om met een bankkaart de zaken financieel af te wikkelen: negen poortjes cash en één bancomat. Italianen prefereren de klinkende munt. Dat is duidelijk en dat geeft te denken.

Na Griekenland heeft la paesa bella van alle landen binnen de Europese Unie de meest zware financiële last in de eurocrisis. Ik las tegen deze achtergrond een heldere analyse van journaliste Yvonne Zonderop in deVolkskrant, getiteld ‘Het verkennen van de toekomst is niet het monopolie van de rekenaars’. Diezelfde dag frappeerde me fraaie graffiti in Napels. Deze sloot kernachtig en inhoudelijk naadloos aan op het betoog van Zonderop.



Je interpreteert dagelijkse dingen die misschien getuigen van de ernst waarmee deze financiële crisis het dagelijkse leven van de mensen raakt: kromgetrokken billboards waarop verweerde, rafelende en fladderende affichage. Oud papier. Budget voor een verse reclamecampagne, dat is er kennelijk niet. 

Op microniveau het volgende.

In Vico Equense nam ik ’s morgens op het terras op de Piazza Umberto een ristretto. Toen ik er na vier dagen € 1,50 voor moest betalen, wendde ik me tot de barrista en wel met de mededeling dat ik er gebruikelijk € 0,90 voor betaal. Onder gemor werd een en ander geschikt. Kennelijk werd ik door hem als een terloopse passant aangemerkt: deze licht je simpel op met een prijsverhoging van ruim 66%. 

Kruimelwerk en Flikkerij. 

Bij de koffie scan ik de koppen van Il Mattino, een regionaal Napolitaans dagblad. Het strooit graag met gekleurde staafdiagrammen en inzichtelijke infographics welke de ernst van de Italiaanse eurocrisis plaatst binnen de Europese Unie. Daarbij neem je onwillekeurig ook Olanda terloops mee. Dan blijkt dat de economische en financiële perikelen Nederland uiteindelijk nauwelijks raakt. Een politiek issue. Goed beschouwd, dan gaat het ons immers, als een van de meest welvarende landen ter wereld, voor de wind. Tegenwind, die neem je voor lief.

Hoe dan ook, met boter op hun hoofd houden de Italianen hun zelf gekozen politici verantwoordelijk voor de financiële ellende waarin deze het land hebben gestort. Illustratief is onderstaande tekst die ik ergens op een aluminium wandje aantrof.




Een en ander is zorgvuldig, duidelijk en kennelijk in alle rust met blauwe spuitbusverf aangebracht. Vervolgens werd deze met een donkere teint blauw hier en daar geaccentueerd. Het geeft een duidelijk en sterk statement:

Voor Burlesconi geen enkele vergiffenis meer; geef hem maar condooms.

Overigens staat er in de eerste regel niet datgene wat je leest. We hebben hier te maken met een fenomeen uit de Gestaltpsychologie: je leest geen afzonderlijke letters, maar je anticipeert op datgene wat je verwacht  dat er staat. Lees derhalve betreffende afbeelding plus de vertaling ervan nogmaals om te zien wat je wellicht niet las.

Hoe dan ook, klare taal, de kracht van muurtaal. 

Op een vuilcontainer, om de hoek van het fameuze Café Cambrinus in Napels, trof ik deze tekst:



Een allesbehalve subtiele tekst die aan duidelijkheid niets te wensen overlaat. Het handschrift verraadt haast. Dit soort tags plaats je immers niet met alle gemak en op kunstzinnige wijze. En zeker niet zonder risico. Deze verwijst ondubbelzinnig naar de onvrede met de macht van de georganiseerde misdaad. Deze zit in deze regio vastgenageld in het maatschappelijke en politieke leven.

We bezochten Pompeii. Op een muur lazen we verkiezingsretoriek avant la lettre. Rond de weken dat de Versuvius er zijn verwoestende werk deed vonden in Pompeii gemeenteraadsverkiezingen plaats. We zitten in 76 nC.



Het is een afbeelding die veel indruk maakt, vooral omdat politieke partijen bijna twee duizend jaar later hun propaganda nog steeds op identieke wijze voeren. Op door de overheid geplaatste billboards weliswaar, maar toch! 

Andere koek.

Het Italië van de jaren ’60, wordt in films van Antonioni, Fellini en Pasolini verbeeldt met een jeugd op sensueel vormgegeven Lambretta’s en Vespa’s, een jeugd die blaakt van vitaliteit en blijmoedigheid.
Deze romantiek is er inmiddels behoorlijk van af. In het dagelijks verkeer duiken tegenwoordig knetterende lawaaimachines als Honda en Yahama vanuit iedere richting als horzels op je af, ze jagen met volle snelheid door het verkeer en duiken, met een verachting voor welk gevaar dan ook, berekenend in elke ruimte die hen even lijkt gegund.

Knettergek.

Nieuwsgierig, maar vergeefs zocht ik naar statistieken van fatale ongevallencijfers met scooters in Nederland én in Italië. Je gaat op zoek naar cijfers die je vooringenomenheid in deze statistisch onweerlegbaar onderbouwen. Gelijk halen, daar gaat het om. Had ik deze cijfers gevonden en de resultaten lagen volstrekt anders dan verwacht, wat doe je dan? Selectief winkelen?  Wat in je straatje past, daar kun je wat mee. En zo niet, dan is het er gewoon niet. Werkt dat zo? Deze gedachten ter zijde.

Het verkeer in Italië is van een zonderlinge, idiote en enerverende soort. De verkeerswettelijke regelgeving die in feite niets aan duidelijkheid te wensen overlaat lapt iedere verkeersdeelnemer consequent aan zijn laars (sic). De een moet het voortdurend voor de ander ontgelden: kortom, de wet van de jungle heerst. Geen enkele andere doet er toe. Lompheid is de norm. In het openbaar vervoer vraagt dit bijvoorbeeld om buschauffeurs die zich in deze eindeloze draaikolk kranig weten te beheersen. Naast hun praktische vaardigheden worden deze bij hun sollicitatie vooral gescreend op hun stressbestendigheid. Als passagier waardeer je dan ook de gemoedelijke rust en het ogenschijnlijk gemak waarmee de chauffeurs hun bus door deze hectiek weten te laveren. Ik geef je het te doen.

Totdat we werden opgezadeld met een die in onze korte, maar onvergetelijke rit van Piano naar Vico Equense, en later die dag weer terug, zijn bus genadeloos en zonder mededogen over gescheurd asfalt en wat dieper liggende putdeksels afranselde en en passant zijn reizigers er ook nog eens verbaal flink van langs gaf.

Enfin.

Gebruik van een auto in deze regio, daar moet je vooral niet aan beginnen. Waar je parkeergelegenheid waant tref je in het trottoir kostbare marmeren tegels aan met de tekst PROPRIETA PRIVATA. Duidelijke taal: deze markeren het erf van de baas. Enfin, de letters zijn er schrap en met scherpe schreef in gefreesd. Het is een statige, klassieke letter die sterk doet denken aan de Times New Roman. Toch is deze hier en daar subtiel wat anders. 

Hoe dan ook, een trottoirtegel, een gedicht, een grafzerk: 



De boemel voerde ons rap via stille, achteraf gelegen en vieze plekken waar veel afval gedijt. Deze troffen we tijdens gereis van Sorrento naar Napels, Napoli,NeoPolis: de Nieuwe Stad. Deze rit voert 40 km langs overwegend urbaan gebied. Met acht jaar zonnepanelen op eigen dak, dan valt het volledig ontbreken ervan in deze zonovergoten contreien je onmiddellijk op.

Napels bezochten we tijdens onze vakantie drie keer. Het is een stad met historie, zoals elke deze heeft. Napels zien, dan sterven blijkt een misplaatste aanbeveling. Paris heeft, wat mij betreft, veel betere papieren.

Napels stinkt naar tweetakt en diesel. Van deze en alle andere onbenoembare vervuiling raken je ogen geïrriteerd. De vuilnis van deze regio wordt sinds kort systematisch in Delfzijl gedifferentieerd verwerkt. Logistiek misschien een idioot feit, maar voor vuilverwerkingsbedrijven kan het nooit op. Van Ganzewinkel raakt treffend de kern: Afval bestaat niet.Napolitanen denken daar volstrekt anders over. 

Zoals gezegd verblijven we in Zuid-Italië. Vijgenbomen, oleanders, cipressen, maar vooral de citroenbomen bepalen de flora. Je geniet van de niet te benoemen warme geur en de eindeloze zwoelte. Het krakelend en elektronisch aandoend gekras van krekels daar aan toegevoegd maakt sfeer, beeld en geluid tot de mêlee dat de Méditerranée is.

Het is inmiddels wat later in de avond. Dartel geluid van spelende kinderen dwarrelt op ons af, het is geluid dat me lief is. Een eindeloze en onbegrijpelijke dialoog tussen twee blaffende honden in het dorp voegt zich daar aan toe. Ze houden ons én hun zelf uit de slaap.

Enfin, vandaag werd gisteren en gisteren vandaag.


donderdag 13 september 2012

Babel



Ik werd gebeld door Suzanne

Belangstellend vroeg ze me hoe het me op Malaga was vergaan.

Die vraag zette me op het verkeerde been.



Nu ken ik meerdere Suzannes en zij blijkt meerdere mannen te kennen die Coen heten.

Na een dialoog van korte duur vroegen we ons beiden af of we wel waren die we schenen te zijn.

donderdag 2 augustus 2012

Positano


We verblijven in Italië en wel in de zuidelijke omgeving van Napels.

Vanmiddag belandde ik in het plaatsje Positano, kleurrijk en vertikaal tegen de ruwe krijtrotsen van de Amalfikust geplakt, een dorp ’dat er diep inhakt. Het is een gedroomde plaats, die niet echt lijkt als je er bent, maar zodra je er weg bent heel echt wordt en je terugroept.’ John Steinbeck schreef deze houterige taal in 1953. Dat is inmiddels heel lang geleden.

Vandaag schoot ik er deze foto:





Bij het zien hiervan draait Steinbeck zich om in zijn graf.