In de zomer van 1978 verbleven mijn vriendin van toen en ik
van toen een maand of twee aan de west
coast van de Verenigde Staten en Mexico. Mooie maanden, dat waren deze.
In San Francisco verplaatsten we ons per Bay Area Rapid Transit, de lokale metro. Tot onze verwondering kwam er geen
bestuurder aan te pas. Die functie was geautomatiseerd. Die alledaagsheid van
toen is na veertig jaar hier nog steeds toekomstmuziek. Een verwarrend
anachronisme.
In Parijs op métrostation Bibliothèque François Mitterrand verbaasde ik me onlangs over de
fysieke inrichting ervan: de rails waren aan weerszijden, van perron naar
perron, overkoepeld door een halfronde, transparante kunststof tunnel. Arriveert
de metro en is deze tot stilstand gekomen, dan openen deuren in die tunnelbuis zich
automatisch en wel exact op de posities die corresponderen met de schuifdeuren
van het treinstel. Vertrekt deze, dan sluiten de deuren zich weer vanzelf. Geen
mens kan hier pardoes, vrijwillig of met kwalijke opzet voor een aanstormende
trein zijn leven laten. Wonderlijk. Met grote verbazing bezag ik een en ander
vanaf de passage over de sporen.
Knip je deze foto tussen beide treinstellen verticaal door
het midden, dan krijg je twee plaatjes die vrijwel identiek zijn. Dat zou je
denken. We gaan het zien.
Op treinstel # 15 treffen we het logo van de RATP, op # 01 ontbreekt dit. Ooit er af
gefladderd of er langzaam aan er vanaf getrild. Metroritjes zijn geen pretjes. Het
eenvoudige logo dateert van 1992 en verbeeldt de contouren van Parijs waar de
Seine vanuit het zuiden grillig naar het centrum meandert om dit vanaf daar
noordwestelijk weer te verlaten. Een logo is zo sterk als de
vanzelfsprekendheid ervan.
Beide treinen rijden hun eigen traject op ligne 14: de linker arriveert en de
ander vertrekt. We zien dit aan de piepkleine, zwakke witte en rode verlichting die
de rijrichting aangeven. Maar wacht: in #15 zien we geen bestuurder, laat staan
een cabine waarin deze geacht wordt zijn werk te doen. De trein blijkt zichzelf
te besturen. Deze is autonoom. Taal van tegenwoordig. De passagiers hebben er
zichtbaar alle vertrouwen in. Hun kennelijk genoeglijke rust getuigt er van: dom
wegdommelen en dom rondkijken voor zover de ondergrondse vergezichten te bieden
heeft of, zolang men dit tijdens de rit wordt gegund, zich verdiepen in iets lezenswaardig.
De ongelijkmatige slijtage op het crèmekleurig dak van beide
treinstellen valt op. Het intrigeert. Maar ach, wat maakt het eigenlijk
allemaal uit. Als ze maar komen en gaan. Die ruitenwisser van minstens een
meter breed is andere koek. Het scharniert excentrisch aan de onderzijde van de
ruit. Eenmaal aan het werk, dan bestrijkt deze vrijwel het volledige raam. Ruitenwissers
voor onder de grond. Niet voor de bestuurder. Die is er immers niet meer.
San Francisco daagde.
We waanden ons even in een aflevering van de Thunderbirds, maar al gauw bleek het de dagelijkse werkelijkheid. De man in de cabine heeft slechts een geruststellende
functie: niet de machine, maar de mens wordt ogenschijnlijk geacht de techniek
de baas te zijn. Grote kans dat we met een etalagepop van doen hebben gehad, gehesen in
bedrijfskleding van Bay Area Rapid
Transport. Mensen vertrouwen op mensen. Niet op onfeilbaar gebleken verworvenheden. Vertrouwen wekken vraagt dan ook om knullige kunstgrepen.
Veertig jaar later blijkt in Parijs de cabine van de etalagepop
te zijn ingeruimd voor de passagiers. In San Francisco zal het ongetwijfeld niet
anders zijn. Misschien is men daar zelfs al weer veertig jaar verder. Wie weet?
In het Dagblad van het Noorden las ik eerder deze week het volgende:
In het Dagblad van het Noorden las ik eerder deze week het volgende:
De toekomst wordt ook hier alledaags. Gefaseerd en voorzichtig aan weliswaar, maar toch.