woensdag 6 maart 2019

Autonoom


In de zomer van 1978 verbleven mijn vriendin van toen en ik van toen een maand of twee aan de west coast van de Verenigde Staten en Mexico. Mooie maanden, dat waren deze.

In San Francisco verplaatsten we ons per Bay Area Rapid Transit, de lokale metro. Tot onze verwondering kwam er geen bestuurder aan te pas. Die functie was geautomatiseerd. Die alledaagsheid van toen is na veertig jaar hier nog steeds toekomstmuziek. Een verwarrend anachronisme.

In Parijs op métrostation Bibliothèque François Mitterrand verbaasde ik me onlangs over de fysieke inrichting ervan: de rails waren aan weerszijden, van perron naar perron, overkoepeld door een halfronde, transparante kunststof tunnel. Arriveert de metro en is deze tot stilstand gekomen, dan openen deuren in die tunnelbuis zich automatisch en wel exact op de posities die corresponderen met de schuifdeuren van het treinstel. Vertrekt deze, dan sluiten de deuren zich weer vanzelf. Geen mens kan hier pardoes, vrijwillig of met kwalijke opzet voor een aanstormende trein zijn leven laten. Wonderlijk. Met grote verbazing bezag ik een en ander vanaf de passage over de sporen.



Knip je deze foto tussen beide treinstellen verticaal door het midden, dan krijg je twee plaatjes die vrijwel identiek zijn. Dat zou je denken. We gaan het zien.

Op treinstel # 15 treffen we het logo van de RATP, op # 01 ontbreekt dit. Ooit er af gefladderd of er langzaam aan er vanaf getrild. Metroritjes zijn geen pretjes. Het eenvoudige logo dateert van 1992 en verbeeldt de contouren van Parijs waar de Seine vanuit het zuiden grillig naar het centrum meandert om dit vanaf daar noordwestelijk weer te verlaten. Een logo is zo sterk als de vanzelfsprekendheid ervan.

Beide treinen rijden hun eigen traject op ligne 14: de linker arriveert en de ander vertrekt. We zien dit aan de piepkleine, zwakke witte en rode verlichting die de rijrichting aangeven. Maar wacht: in #15 zien we geen bestuurder, laat staan een cabine waarin deze geacht wordt zijn werk te doen. De trein blijkt zichzelf te besturen. Deze is autonoom. Taal van tegenwoordig. De passagiers hebben er zichtbaar alle vertrouwen in. Hun kennelijk genoeglijke rust getuigt er van: dom wegdommelen en dom rondkijken voor zover de ondergrondse vergezichten te bieden heeft of, zolang men dit tijdens de rit wordt gegund, zich verdiepen in iets lezenswaardig.

De ongelijkmatige slijtage op het crèmekleurig dak van beide treinstellen valt op. Het intrigeert. Maar ach, wat maakt het eigenlijk allemaal uit. Als ze maar komen en gaan. Die ruitenwisser van minstens een meter breed is andere koek. Het scharniert excentrisch aan de onderzijde van de ruit. Eenmaal aan het werk, dan bestrijkt deze vrijwel het volledige raam. Ruitenwissers voor onder de grond. Niet voor de bestuurder. Die is er immers niet meer.

San Francisco daagde.


We waanden ons even in een aflevering van de Thunderbirds, maar al gauw bleek het de dagelijkse werkelijkheid. De man in de cabine heeft slechts een geruststellende functie: niet de machine, maar de mens wordt ogenschijnlijk geacht de techniek de baas te zijn. Grote kans dat we met een etalagepop van doen hebben gehad, gehesen in bedrijfskleding van Bay Area Rapid Transport. Mensen vertrouwen op mensen. Niet op onfeilbaar gebleken verworvenheden. Vertrouwen wekken vraagt dan ook om knullige kunstgrepen.

Veertig jaar later blijkt in Parijs de cabine van de etalagepop te zijn ingeruimd voor de passagiers. In San Francisco zal het ongetwijfeld niet anders zijn. Misschien is men daar zelfs al weer veertig jaar verder. Wie weet?

In het Dagblad van het Noorden las ik eerder deze week het volgende:



De toekomst wordt ook hier alledaags. Gefaseerd en voorzichtig aan weliswaar, maar toch.