maandag 18 maart 2013

Ypke



Ypke is overleden.

Het stemt me treurig.

De kranten maakten er gewag van.

Het Dagblad van het Noorden wist er wel raad mee. In een hoofdredactioneel stuk op pagina 11 van 11 maart jl wordt bij zijn overlijden een infame insinuatie gedaan. Kennelijk had de krant nog een en ander met Gietema te vereffenen. Schandelijke, tendentieuze journalistiek waarop Ypke op zijn kenmerkende wijze zou hebben gereageerd wanneer hem die mogelijkheid bij leven was geboden. Kortom, journalistiek van bedenkelijk allooi.

Ypke had weinig woorden nodig om tot de essentie te komen. Erg weinig woorden zelfs: een venijnige kwinkslag of een schalkse blik bleken vaak afdoende. In ieder opzicht was hij een mooie man, een rebels provocateur die zijn jeugdige bravoure nooit verloor. In 2011 bezocht ik een expositie rond een anarchistisch Gronings collectief. Ik trof er deze wat grofkorrelige foto, genomen tijdens de tumultueuze krakersrellen rond het Wolters-Noordhoff Complex in 1990. 

Hij staat er karakteristiek op: sterk, stoer, stuurs en strijdbaar.


Anderzijds was hij ook de innemende charmeur. Maar zijn grote liefde bleef, hoe dan ook, onvoorwaardelijk mijn vrouw, waarmee hij altijd discreet naar zijn Jeanette verwees.

Voor het uiteenzetten wat deze koppige Fries voor Stad heeft betekend voldoet de verwijzing naar de Rotterdam-Maaskant-prijs, die hij vrijwel onmiddellijk na zijn opstappen als Wethouder Ruimtelijke Ordening in 1994 ontving. Deze prestigieuze prijs wordt toegekend aan iemand die zich in bijzondere mate heeft onderscheiden op het gebied van architectuur en stedenbouw.

Voorwaar, niet niks!

Tot slot.

De honden die hem dagelijks op zijn pad kwamen trakteerde hij vanuit zijn linker jaszak op een hondenbrokje. Aan zijn blijvende afwezigheid, daar zullen ze snel wennen.

Ik moeilijk.

zondag 17 maart 2013

Het Stedelijk



Onlangs bezocht ik het door Mels Crouwel uitgebreide Stedelijk Museum in Amsterdam. Een verbouwing die technisch en financieel jarenlang heel wat voeten in de aarde met zich mee heeft gebracht.

De treinreis vanaf Groningen spoorde via de recent geopende Hanzelijn. Van Lelystad tot Almere passeer je een omvangrijk, kaal gevreten ruige grasvlakte waar de meeste bomen horizontaal liggen. Exemplaren die er nog bij staan zoals het eigenlijk hoort wachten hetzelfde lot: we passeren rechts de Oostvaardersplassen, een Hollandse savanne, een wildernis waar niet de beleidsmakers, maar de natuur het voor het zeggen heeft. Geïsoleerd zie je grazende kuddes van de meest uiteenlopende soort hoefdieren. Het gaat elkaar allemaal uit de weg. Het heeft daartoe zijn redenen.

Hoe dan ook, verrassend en indrukwekkend.

Deze kwalificaties passen ook de uitbreiding van het Stedelijk. Deze kreeg inmiddels de rake bijnaam badkuip toebedeeld.

Hoe anders?



Eenmaal binnen werd ik gelokt door wat de talrijke zalen van het oude gedeelte etaleerden. Naast een uitputtend overzicht van Kelley toonde het Stedelijk veel werk uit eigen collectie. Dat moest maar weer eens. Een en ander heb je immers niet voor niets in depot.

Het betrof onder meer The Beanary van Edward Kienholz dat uit de mottenballen is gehaald en helder en fris is opgepoetst. Belangstellenden werden een voor een, stuk voor stuk, een kort verblijf in het café gegund. Zo vaak ik The Beanery in decennia bezocht, zo achteloos werd men er altijd zonder enige restrictie toegelaten. Tijd maakt kunst groter dan dat het al was. Na al die jaren koestert Het Stedelijk dit bijzonder bezit dan ook.


Eén schilderij hield mijn aandacht wat langer vast dan dat dit mij gemiddeld doet. Het was een groot, wit beschilderd doek van circa 3 bij 3 meter, dat in zijn geheel wegviel tegen de witte wand waaraan deze was opgehangen. De zwarte lijst attendeerde me op de aanwezigheid ervan. Een subtiel detail is het vrijwel onzichtbare lichtblauwe kader van de binnenlijst.

Ik fotografeerde het en passant vanuit de losse pols met mijn Samsung. Dat verklaart misschien dat de hoeken ogenschijnlijk niet haaks op elkaar aansluiten dan dat deze in werkelijkheid wel degelijk doen.
Het is in 1963 geschilderd door de Amerikaan Jo Baer, een pionier in de conceptual art. De titel van het werk, Korean Painting, ontging me volstrekt. Dat laat zich raden.

Voor deze nietszeggende beeldtaal zou, in Koreaanse traditie, een titel als De Grote Leegte de spijker meer op zijn kop geslagen hebben.


zaterdag 16 maart 2013

Jussen



Het NNO programmeerde het 5e pianoconcert van Beethoven, het Keizersconcert  (1809). Hij schreef het toen hij al zo doof was als een kwartel.


Stefan Asbury dirigeert, Lucas Jussen soleert.

Lucas maakte ik bij een eerdere gelegenheid samen met het NNO mee. Een sensationeel talent. Reden om vanavond vooral maar weer van de partij te zijn.

Voilá.

Orkest en dirigent zijn er klaar voor. Dan komt Lucas met korte, vlotte pas, wat licht voorovergebogen,  met gesteven, witte kraag en met fladderende, zwarte zwaluwstaart op zijn vleugel aangelopen.

Heel even waanden we ons in de wereld van de ornithologie.

Ashbury en Jussen schudden elkaar de hand, wisselen een blik van verstandhouding en met een wat aarzelend akkoord begint het pianoconcert, dat vervolgens minutieus de partituur volgt. Lucas zit linksachter de dirigent. Deze heeft er tijdens het concert letterlijk nauwelijks omkijken naar: Lucas lijkt met zijn verfijnde, lyrische toets  het orkest  vanzelf met zich mee te nemen. Ashbury oogt overbodig, maar het ontgaat ons wat hij hoort en doet: het orkest in al zijn finesse dirigeren.

Ondertussen.

Lucas straalt een onbezorgde jeugdigheid uit die je met vaderlijke bezorgdheid  doet afvragen hoe hij vanavond nog thuis weet te komen.

Na afloop staat het publiek massaal voor hem op, het buigt als een knipmes en weet met het daverend applaus van geen ophouden. Als toegift worden we getrakteerd op een lyrische sonate, een dromerig miniatuur, dat zich zachtjes aandient en troosteloos in melancholie wegsterft.

Chopin? Misschien wel Fauré!

Ik wist het niet.

Na afloop trof ik in de wandelgangen de jonge virtuoos in klein gezelschap. Een vrolijk korenblauw overhemd, hier en daar gelardeerd met horizontale gele streepjes had hij inmiddels voor de rok omgewisseld. Van zijn grootse allure aan de vleugel resteerde een bescheiden, aangename tiener. Met zijn coupe en blik deed hij me denken aan Rob Bolland, zoals we hem in al zijn frisse jeugdigheid links aantreffen op de hoes van de eerste lp van Bolland & Bolland Florida.(1972).



Terzijde: Florida is een vrijwel onbekende, maar een grote muzikale parel in de Nederlandse pophistorie. 

Het gezelschap rond Lucas bleken zijn ouders en een vriendin. De ouders musiceren bij het Nederlands Philharmonisch Orkest. Die wisten dan ook meer te verhalen over de muzikale toegift.

Inderdaad: Fauré. Het stuk is getiteld Sans Paroles # 2. Moeder twijfelde: misschien was het toch wel #3. Hoe dan ook, Sans Paroles is een meer dan treffende titel voor deze louter instrumentale compositie.

En Lucas, die ging mooi terug naar huis in de auto van zijn ouders. Op de achterbank.

Dit stelde me gerust.