donderdag 16 juli 2015

Van Rijn

Het was een unieke verzameling van maar liefst 106 werken van Rembrandt die het Rijks Museum onlangs uit dertig collecties exposeerde.  Misschien was het wel iets teveel van het goede. Rembrandt (1606-1669) zelf zou waarschijnlijk verbluft en overrompeld zijn geweest bij de presentatie van deze overdaad aan werken uit de laatste twintig jaar van zijn leven, tragische jaren van ellende en treurig verdriet, persoonlijk faillissement, het overlijden van zijn geliefde Hendrikje Stoffels en de dood van zijn enige zoon Titus.

Late Rembrandt.

Zo veel mogelijk Rembrandts uit zijn laatste jaren tezelfdertijd in één expositie presenteren, dat is uniek. De Staalmeesters is mijn favoriet.



Staalmeesters waren de gekozen leden van de keuringscommissie van het Amsterdamse Lakengilde. Zij beoordeelden de kwaliteit van de door de Verenigde Oostelijke Compagnie te verschepen gekleurde lakens. Van Rijn koos hierbij voor een opmerkelijk perspectief: hij zit aanzienlijk lager dan zijn geportretteerden. Op tafel zien we dan ook maar een stukje van het kloeke boek waarin de kwaliteitsnormen van het Lakengilde staan omschreven. Met een deskundige toetsing als deze hielden de Nederlanden hun internationale handel kwalitatief op scherp. Controle levert sterk werk.

De drie afzonderlijk voorstudies voor de De Staalmeesters verbazen: daar lagen ze, in een glazen vitrine, de wat vergeelde potloodschetsjes van Rembrandt aan de hand waarvan hij dit meesterwerk schilderde. Bijzonder dat er iemand was die deze schetsjes interessant genoeg vond om te bewaren. Misschien was het de schilder zelf.

Het uiteindelijke resultaat boeit. Misschien is het wel het mooiste doek uit de magistrale, Nederlandse Gouden Eeuw. 

De heren poseren, avant la lettre, voor een fotograaf. Ze zitten klaar voor het groepsportret. De tweede heer van links, met gesoigneerd grijs sikje, dat we tegenwoordig vooral kennen van bikers en van de wat alternatieve zestigers kijkt wat dwingend en streng naar Van Rijn:

‘Wacht, ik zoek een betere plek!’

Van Rijn negeert zijn verzoek en schildert De Staalmeesters juist op het moment waarop bedoelde man zijn draai nog niet gevonden heeft. Daarmee voegt hij dynamiek, samenzwering en geheimzinnigheid toe aan dit verder kalm en braaf tafereel. 

Wanneer iets schaars is, dan is de vraag ernaar groot. Het is een simpele economische wetmatigheid, geformuleerd in de Eerste Wet van Gossen, de wet van het afnemend grensnut (1854). Het overdonderend commercieel succes van deze expositie bevestigt de juistheid er van.De credits voor de marketing gelden de directeur van het Rijks Museum, Wim Pijbes.

Veendam.

Het was een kostbaar project. Het omvangrijk transport vice versa, de summiere, maar knappe rondleiding op een vernuftig opvouwbaar A-4 in de meest uiteenlopende talen, de verzorgde catalogus plus publiciteit en verzekering: de kosten waren er naar. Terloops de vraag wat je met een deugdelijke, allesdekkende verzekering opschiet wanneer het Rijks in de hens vliegt en daarbij de complete collectie van Late Rembrandt in vlammen opgaat. Geld is dan van generlei waarde. Slechts afbeeldingen van het verloren werk zullen resteren om te koesteren wat er was.

Het toegangsbewijs kocht ik on line. Het bleek een juist besluit. Bij aankomst trof ik vanaf het Museumplein tot de entree een lange rij belangstellenden zonder ticket in de stromende regen. Eenmaal binnen werd deze rij tot aan de kassa’s in tweeën geknipt: de ene ging naar links, de andere naar rechts. De aanvankelijke file bleek aanzienlijk langer dan dat die aanvankelijk leek.

Mijn entreebewijs werd gescand en ik kon vervolgens ongehinderd aan de slag. Het was nogal vroeg. Best vaak had ik dan ook even een Rembrandt voor mezelf. Maar na een uur bleek dit luxe. Het bracht me even op de gedachte dat je deze expositie misschien beter zou kunnen beginnen bij het einde ervan. Dan loop je tegen de stroom in en je treft steeds minder mensen op je pad. Dat heeft zo zijn voordelen.

Via de mail kreeg je een bevestiging van je komst plus de tijd waarbinnen je voor de expositie was ingeroosterd. In mijn geval die woensdag van 13.00 uur tot 15.00 uur. Feitelijk betekende dit dat je voor de 106 geëxposeerde werken 120 minuten werd gegund. Goed beschouwd 1.13 minuut per werk. Ik geef het je te doen.

Op de ingeplande bezoektijden werd niet gecontroleerd. Hoe pak je zoiets ook praktisch aan? De mensen konden dan ook ongehinderd langer blijven kijken. Gevolg was dat er minder bezoekers het pand verlieten dan dat er werden binnen gelaten. Al gauw konden de zalen de bezoekersaantallen dan ook niet meer aan. Ter illustratie een wat onscherpe foto die ik met mijn mobieltje schoot rond het Joods Bruidje.


Deze drukte werd me teveel en veel ging hinderen. Ook de toiletten kregen het flink te verduren.Veel mensen bij elkaar is voor veel mensen vaak te veel. Voor mij bijvoorbeeld. In deze situaties raak ik al snel geïrriteerd. Zelfs het minimale fysiek contact met een ander kan ik dan niet velen.

De overdaad aan schilderijen, tekeningen en etsen maakten de zalen kleiner dan dat ze feitelijk zijn. Op veel werk komt immers veel volk op af. De mensen eigenden zich daarbij vaak hinderlijk een doek toe om dit secuur te fotograferen. Ook het maken van een selfie voor een Rembrandt was schering en inslag.Met ongepaste beleefdheid tolereerde ik dit aanvankelijk, maar al snel ging deze idioterie mij irriteren. Uiteindelijk hield ik dan ook geen enkele rekening meer met dit soort egocentrisme.

Kijk en ruik waar het hier om te doen is: de verf, de lak, de afmetingen, de lijst, naar clair en naar obscure en bemerk wat je thuis in de naslagwerken of op internet vooral niet aantreft. De informatie die de papieren gids te bieden had bleek voor veel bezoekers te summier. Men verkoos dan ook volop de op beide oren vastgeklemde medioatour. Omdat deze zo veel meer info verschaft dan de papieren catalogus al doet, leidt deze tot opstopping bij bepaalde werken. Ook de Rijks Museum-app draagt hier aan bij. 

Overdaad schaadt.

Maar goed. Uiteindelijk verliet ik die namiddag verrijkt het Rijks. En nog steeds stond er een lange rij mensen, drijfnat en dapper in de regen. Hen wachtte veel moois.

Terloops vroeg me ik ernstig af wat natte, klamme kleding eeuwenoude olieverf en dito houten lijsten doet.