woensdag 21 december 2016

De Pintelier



Café De Pintelier in de Kleine Kromme Elleboog in Groningen werd onlangs door Misset Horeca uitgeroepen tot het tweede beste café van Nederland. Bierbeleving op z’n best ronkte de kop van het artikel in een recente editie van MH, het maandblad van deze uitgever. 



Ik citeer even de site van de onderzoeker. Dan weten we met wie we van doen hebben: Misset Horeca is dé multimediale informatiebron voor ondernemers en managers in de horeca.

Die tweede plek in de Café Top 100 wenst zich iedere ondernemer. Maar zij die zich niet voor € 119,- bij Misset Horeca inkopen om aan deze verkiezing te mogen deelnemen worden daarvan buitengesloten. Objectiviteit en onafhankelijkheid, dat zijn de stevige pijlers van deugdelijk en betrouwbaar onderzoek. En zeker geen slordige bijdrage van € 119,-. Daarmee maakt dé multimediale informatiebron al haar publicaties dubieus.

Goed. Mooie, lovende woorden over De Pintelier. We zullen het beleven.

Mijn geliefde en ik zochten in augustus een plekje in de namiddagzon op het terras van De Uurwerker. Het was er overvol. Ja, dat wil wel, op zo’n uur en op zo’n plek. Aan de overkant van het pleintje waren nog enkele stoelen beschikbaar. De terrassen lopen er ongemerkt in elkaar over. Aldus belandden we bij De PintelierHet beloofde een gezellig uurtje te worden.

Al snel was hij daar, de vriendelijk ogende ober. We deden onze bestelling: een malt en een grote Weizener. Knikkend naar de derde stoel die we hadden bemachtigd gaven we de ober te kennen dat we deze voor onze dochter Ruth hadden klaargezet. Ze kon er ieder moment zijn.

Onze bestelling werd vlot geserveerd en zakelijk afgerond met de constatering: ‘Dat is dan € 7,90.’ 

Maar onze dochter gaat zo ook iets bestellen’, merkte ik op.

De ober bleek onverbiddelijk: ‘Meneer: € 7,90.’ 
‘Dan loop ik even mee naar binnen om te pinnen.’

Eenmaal daar deelde ik hem mee dat het mijn goede gewoonte is altijd een een extraatje voor het personeel achter te laten, maar dat ik er hier, verbluft door het ontbreken aan flexibiliteit en gastheerschap, van af zag.

En daar zat ik weer, op dat terras, die mooie, lome dag.

Een dame en een heer, elk in een comfortabele, elektrische rolstoel zochten er hun ruimte. Ze positioneerden zich pal naast ons, op een plek waar zich geen tafeltje bevond. De door hun bestelde glaasjes rode wijn werden hen door mijn ober in de handen aangereikt evenals, wat later, hun tweede rondje. Van een financiële afwikkeling was op beide momenten zichtbaar geen sprake. Op rekening derhalve.

En daar was onze Ruth! En ook de ober. ‘Doe mij maar een Leffe Blond’, verzocht ze hem.

Ook deze bestelling werd rap bezorgd. En alweer werd me gesommeerd deze onmiddellijk af te rekenen.Daar ging ik weer, richting pin. Een jongedame wachtte me daar al op: ‘U komt de Leffe Blond afrekenen?!’

Op mijn nieuwsgierige vraag aan de inmiddels irritante ober waarom ik per se meteen moest afrekenen en de overige gasten kennelijk niet, antwoordde hij dat we aan een tafeltje zaten waarop al een rekening van een andere gast was geopend. Administratief ingewikkeld. Daarop deelde ik hem mee dat het door hen gebruikte kassasysteem mij vertrouwd is. Dit biedt onuitputtelijke mogelijkheden. Je kunt rekeningen splitsen, een fictief tafelnummer creëren, een willekeurige barkruk aan een gast toewijzen en een rekening op naam of rolstoel zetten.

‘Is u zo dom dat u dit niet kunt?’ luidde geïrriteerd mijn retorische vraag.
‘Kennelijk,’ was zijn ongeloofwaardig antwoord. De wijze waarop de vier wijntjes van de twee rolstoelers in zijn systeem waren geadministreerd intrigeerde me, maar het ging me niet aan.

Het kleine ongemak voor ons diende kennelijk het praktisch gemak van de bediening. Deze constatering ontnam me de lust daar nog langer te vertoeven. Ik besloot dat terras rap te verlaten om er nooit meer terug te keren.

De overkant, die is me zoveel liever.


zaterdag 10 december 2016

Peter van Straaten (2)





Gisteren vernam ik van de dood van Peter van Straaten.Onlangs ontving hij voor de vijfde keer de Inkpotprijs, de prijs voor de beste politieke tekening van het jaar. Naar zijn collega’s reageerde hij daar wat verontschuldigend op en wel met een tekening, waarmee hij stelde dat die zijn allerlaatste zou zijn. En dat zou blijken.

Van Straaten was een voyeur van de Nederlandse alledaagsheid. Met zwarte strepen en strakke lijnen wist hij met slechts een kroontjespen deze boeiend, vrolijk, verdrietig en vilein te verbeelden. Kunst en cultuur, de witte boorden en de obscure kanten van de zakenwereld, erotiek en porno, justitie en criminaliteit, oplichters en managers, de relatie man-vrouw en iedere variant daarop, het menselijk tekort en de saaie oppervlakkigheid van het leven, het kon allemaal niet op. Genadeloos en met subtiele humor wist Van Straaten deze te schetsen.


Vanaf 1993 word ik dagelijks plezierig geconfronteerd met zijn werk en wel door Peter’s Zeurkalender, die jaar in, jaar uit op de vensterbank van onze keuken ligt. Iedere dag een verrassing. Sommige met iets meer finesse dan de andere.Die koester ik en bewaar die dan ook.

Deze uit 2006 is misschien wel mijn liefste.


Een ontroerend adieu.



zondag 4 december 2016

Let's Gro



Let's Gro is een jaarlijks terugkerende manifestatie, waarbij politici, ambtenaren en burgers een dag of wat in informele sfeer debatteren en discussiëren over de toekomst van Stad, de naam waarmee de stad Groningen zich afficheert; informeel én officieel. De meest uiteenlopende onderwerpen passeren de revue. De duurzame stad, de fysieke en de digitale. Dat werk. De organisatie noemt het een Inspiratiefestival. Dan weten we waar het toe leidt.

De informatiebalie van Let’s Gro is ondergebracht op de hoek van de Grote Markt en de Poelestraat. In 2017 maakt dit plaats voor Merckt. Dit nieuwe hoekpand zal deel gaan uitmaken van de nieuwe oostelijke gevelwand van de Grote Markt. Stedenbouwkundig een interessant gegeven, want de rooilijn van die wand wordt vijftien meter ten opzichte van de huidige naar voren geschoven. Daarmee wordt de kadastrale situatie hersteld, zoals deze tot het eind van de Tweede Wereldoorlog bestond. De Grote Markt wordt met deze ingreep een wat intiemer plein.

Als een bok op de haverkist ziet de Gemeente Groningen toe op naleving van haar strikte regels met betrekking tot behoud en aanzien van haar historische binnenstad. Kleurgebruik bij schilderwerk aan panden heeft ze daarbij nauwkeurig omschreven. Zelf lapte ze haar eigen regelgeving achteloos aan de laars toen ze haar organisatie Let’s Gro de gelegenheid gaf hun hoofdkantoor in volle hoogte en breedte knalroze te laten spuiten.


Maar goed. Dit terzijde.

In strakke, witte belettering lezen we een zesregelige tekst. Geschreven door een van De Vijftigers, dan had deze tekst een gedicht geheten. Hoe dan ook, deze laat aan het onoverkomelijk lot van het pand aan duidelijkheid niets te wensen over.

Ik bracht er een kleine wijziging in aan:



Een vast metrum, alliteratie in staccato en de tekst betreft slechts Stad.















maandag 21 november 2016

De Ster


In de jaren ’70 kende Groningen Josje, een ogenschijnlijk onbeduidend café in de Peperstraat. In Rock ’n Roll Junkie van Jan Eilander (1994), een biografie over Herman Brood, duikelt het café steeds maar weer op. Het staat er centraal. Een intrigerende constante. Zo onbeduidend was dit koffiekroegje kennelijk niet. Nee, berucht blijkt een kwalificatie die Josje zo veel beter paste.

In 1980 nam Johnny Többen de exploitatie ervan over. Josje werd De Ster.
Vanuit de CPN, de Communistische Partij Nederland, had Johnny zich een jaar of wat daarvoor opgeworpen als stakingsleider tijdens de langdurige arbeidersonrust bij de Winschoter strokartonfabriek Okto. Sluiting dreigde. Met de naamgeving van zijn café verwees hij naar de communistisch-anarchistische symboliek: de rode, vijfpuntige ster. Een helder, onmiskenbaar en expliciet politiek statement. Hij wist De Weduwe van den Eelaart, een klein jenevermerk uit Schiedam, te strikken voor de neon-buitenreclame van zijn café. Het merk voerde een ster in zijn logo. Een witte weliswaar, maar toch: een ster.

De Ster werd een legendarisch café, een authentiek donker, wat sinister heavy metal instituut. Het afficheerde zich met de sterke slogan Hart voor Hard.
Een oppervlakte van ongeveer zestig vierkante meter, exclusief halletje en toiletten. Meer dan dit, dat was het niet. Het bier werd uitsluitend geserveerd in flesjes. De aanwezige tap was nergens op aangesloten. En ondanks de grote muzikale betekenis die het café voor metalheads heeft gespeeld, vond er nooit een live optreden plaats. De ruimte die dat vroeg, die was er simpelweg niet.

Medio 2010 zegde de pandeigenaar de overeenkomst met Többen op. Met een andere pachter kon hij er financieel aanzienlijk beter van worden. Zo gaat dat. Kapitaal en Cultuur. Dat bijt. ‘Mijn levenswerk wordt me onder de kont weggetrapt,‘ stelde Johnny. Een ferme constatering die hout sneed.

Drommen liefhebbers van snoeiharde, onversneden doom, gothic, metal en thrash wisten van heinde en verre het café iedere avond, iedere nacht maar al te goed te vinden. Johnny was er de baas. Hij was beeldbepalend. Dat wil wel als je een hele grote, dikke man bent die zijn broek slechts door krachtige bretels wist op te houden. Johnny was een man die een grote liefde aan de dag legde voor zijn Mieke, voor zijn wonderlijk café en voor zijn grommende, noisy en duivelse muziek.

Vaak was De Ster ons eindstation van een genoeglijke avond.

Met Johnny deelde ik een schoolverleden. Allerminst gehinderd door de voortdurende klerenherrie om ons heen haalden we in De Ster nogal eens herinneringen daar aan op, de zoete, maar vooral de kwalijke. Met die laatste heeft Johnny met een niet aflatend fanatisme recent juridisch afdoend korte metten weten te maken.

Dit terzijde.

Op 31 augustus 2010 was het definitief gedaan met het instituut Home of Metal History, een kwalificatie die De Ster toekwam. In het geroemde VERA, the club for the International Underground, werd op 10 september 2010 een afscheidsconcert gegeven, A Farewell to Café De Ster.


Bands die in het Groninger metal circuit er toe deden, bands met sprekende, maar beangstigende namen als Vortex, God Dethroned, Prostitude Disfugerement, Ministery of Terror, Damnator, Gheestenland, As it Burns en Department of Correction brachten het unieke café hun muzikale hommage. Het was een avond waarbij De Ster, en vooral Johnny Többen werd geëerd voor hetgeen hij en zijn café voor de Groninger muziekcultuur heeft betekend. Johnny besloot die avond met de nuchtere constatering: Aan alles komt een eind.'

Dat zal blijken.

Maar dan. Verder zonder De Ster.

Dat ging Mieke en Johnny erg goed af. Ze genoten van het leven. Ze genoten van elkaar. Tijdens een terloops bezoek aan het mooie Dordrecht liep ik op 10 juni 2015 Johnny pardoes in de Voorstraat tegen het lijf. Zo gaat dat wanneer je hem ontmoet. Een dienstdoende postbode was zo goed ons met ons viertjes te portretteren. 
Toen al wist Johnny van zijn ellendige, onherroepelijke ziekte. Ondanks dit fatale perspectief nam hij het leven tot het laatst gelaten, maar met een dapper optimisme.

In het wat morbide affiche A Farewell to Café De Ster zie ik zijn jammerlijke dood verbeeld.

Johnny, een aimabel en markant marxist. Tot in de kist.




zondag 6 november 2016

Presidenten en Peugeots


Na twee zittingstermijnen van vier jaar treedt Barack Obama in januari 2017 grondwettelijk af als President van de Verenigde Staten. Voor de verkiezing van # 45 op 8 november houden we ons hart vast.

In zijn illustere retorica verpakte Obama bevlogen zijn ideologie. Nooit hoorden we een krachtiger verkiezingsmotto dan Yes, we can. Desondanks heeft hij zijn hooggegrepen politieke ambities niet kunnen waarmaken: ‘…..want tussen droom en daad staan wetten in de weg en praktische bezwaren….’ Ik citeer Willem Elsschot uit zijn gedicht Het Huwelijk (1934).

De zorg die hij als president van Amerika op zich nam zien we treffend verbeeld op een foto die in 1992 in Kenia is geschoten. Kenia, het land van zijn vader, een vader die hij nooit heeft gekend.



Het is een vreemde foto, een hele vreemde foto. De emoties die we zien, die stroken niet. Op de rechter zij van Barack zien we drie handen, waarvan twee zich ferm aan hem vastklemmen. Zijn rechter elleboog maakt een hoek van negentig graden, een hoek die een nuchtere kordaatheid uitstraalt. Het is een houding die haaks staat op de gepassioneerde wijze waarmee Michelle hebberig van hem bezit neemt en waarbij ze met één oog schalks de camera weet te vinden. Barack oogt ongemakkelijk. In zorgelijke gedachten elders.

We bevinden ons aan de rand van een sloppenwijk van Nairobi, een stad die zich destijds fors en modern uitbreidde. Links van Obama zien we een heldere, witte woontoren. De moderne tijd rukt genadeloos op. Dat mag duidelijk zijn. Maar hun eigen wereld is er een van rommelige bouwwerkjes met blikken daken en een waar houten palen de elektriciteitsdraden dragen.

Daar staan ze te staan, tussen twee Volkswagens en een Peugeot 204 links en een 404 rechts.

Ik trof een foto van Georges Pompidou uit 1969, waarop hij over het grindpad van zijn buitenverblijf in Orvilliers schuifelt.



De foto zien is het knisperen van het tuinpad horen. Handen in de broekzak met een kort, dun en flodderig colbert. Statuur zonder stijl. De roep van een vogel vraagt zijn aandacht. Of wellicht die van een maîtresse. Misschien wel de roep van beide. 

Ach, waarom zouden we het willen weten?

Links een 204, rechts een 404. Zo gaat dat kennelijk; bij presidenten.


donderdag 22 september 2016

Bedizzole



Bedizzole is een wat suf en saai dorp in Lombardije, iets ten zuidwesten van Lago di Garda gelegen. We waanden ons de enige toeristen. Misschien waren we dat zelfs! We verbleven er twee weken en wel in een gemoedelijk appartement, waar werkelijk niets op aan te merken was.

Hoewel? 

We zullen het beleven.

Het appartement bevond zich tussen twee smalle straatjes, die ooit deel uitmaakten van een middeleeuws vestingwerk, de castello. De door tijd en achterstallig onderhoud vervallen klokkentoren, de campanile, getuigt er nog van, evenals de vestingmuren en de drie wat kleine, ronde muurtorens.

Op de huizen tussen beide smalle straatjes had de zomer geen vat. Een airco was aan de woning dan ook niet besteed, evenmin als aan de aanwezige, manshoge ventilator die er nutteloos stond te staan. Ondanks de dagelijkse temperaturen van ver boven 30 graden bleef het in ons appartement immers altijd koel en aangenaam. In landen met dit klimaat worden woningen slim in elkaars schaduw gebouwd. Dat geeft smalle steegjes waarin de zon geen schijn van kans heeft. Deze smalle straatjes verklaren ook waarom de Italiaanse auto-industrie traditioneel een voorkeur aan de dag legt voor de productie van kleine auto’s. Rugzakjes. De oorspronkelijke Fiat 500 als icoon. Moeiteloos manoeuvreert dit werk daar doorheen.

Kijk, hier zien we de castello van Bedizzole. Het dak dat wat donkerder kleurt dan de rest, dat is nieuw. Dat is van ons, zal ik maar zeggen.


Sommige religies gebruiken de openbare ruimte vaak om hun aanhangers luidruchtig te attenderen op de praktische verplichtingen die hun geloof met zich meebrengt. Christelijken luiden daartoe klokken van kerken. Voor de grote basiliek van Bedizzole verzorgt de toren van de castello deze herrie. Kerk en toren zijn hooguit tweehonderd meter van elkaar gelegen. Dat kunnen we hierboven zien. Het is een wat vreemde constructie.

De regionale krant Bresciaoggi berichtte in haar editie van 2 juni jl. alarmerend over de bouwkundige staat van la torre del castello.


Kort samengevat:

De middeleeuwse toren bleek na bouwkundige inspectie niet meer bestand tegen het gewicht van de klokken en de krachten die deze altijd maar weer te verduren krijgt bij het gebeier ervan, een paar keer per dag, het hele jaar door. De kans dat op korte termijn de toren in elkaar stort werd als reëel ingeschat. Een cynische constatering dat een kleine vierhonderd kilometer ten zuid-oosten van Bedizzole een dag of wat later een aardbeving genadeloos toesloeg. Hoe dan ook, gemeente en kerk besloten de klokken te verwijderen om vervolgens de campanile flink aan te pakken. Het dorp leek hiermee voor enige tijd verlost van het zo dwingende Rome. Desondanks heeft pastoor don Franco Dagani in zijn vrome wijsheid gemeend dat zijn gelovigen toch luid en duidelijk dagelijks op hun katholieke plicht moesten worden geattendeerd. Hij liet daartoe in de open toren van de castello twee grote speakers plaatsen, van waaruit de dorpelingen én de toevallige passant ’s morgens om zeven uur digitaal, met verve en in optimaal volume, hun verdere slaap wordt ontnomen.

Om deze idioterie in beeld en geluid vast te leggen zette ik mijn wekker zodanig dat ik die campanile op een ochtend een minuut of wat vóór zou zijn: een wekker voor de wekker. Vanuit een venster van ons appartement filmde ik toen dit wat statisch en rommelig beeld. Terzijde: let op hoe smal de steeg is.

https://youtu.be/DgfG0Zcgalw


Dan stopt het plots. Het geheugen van mijn telefoon bleek vol. Een geluk bij een ongeluk: er volgde immers nog minuten meer van veel van dezelfde simpele, genadeloze saaiheid.

Misschien moesten we er ooit weer eens terug. Om te genieten van de klank van de echte klokken, maar eigenlijk meer om de dorpelingen die ons zo hartelijk uitzwaaiden weer te begroeten.


Bedizzole, bellissimo. Een vergrotende trap.








dinsdag 2 augustus 2016

Wohlwillstrasse 22



Mijn dame, de twee jongste dochters en ik gingen enkele dagen naar Hamburg en verbleven er in een plezierig hotelletje onmiddellijk achter het Hauptbahnhof. Hartje stad.

Qua grootte is Hamburg de tweede stad van Duitsland, een nederige positie zoals Rotterdam deze in Nederland moet innemen. Beide steden kennen een vergelijkbare historische tragedie: Rotterdam werd in mei 1940 vrijwel volledig platgebombardeerd door de Duitsers. Hamburg trof hetzelfde lot toen de geallieerde luchtmacht in juli 1943 de stad grotendeels van de kaart veegde. Slechts twintig procent van het oorspronkelijke, historische centrum bleef gespaard. Ook Liverpool kreeg het voor de kiezen: maar liefst de helft werd door de Luftwaffe weggevaagd.

In oorlogen zijn havensteden een strategisch, kwetsbaar doelwit. Tegenwoordig zijn genoemde steden toeristische trekpleisters van jewelste. Kom daar eens om!

Hamburg dus. Toen mijn broer Rut vernam van ons voornemen stuurde hij me dit berichtje:

‘………en graag van jou een foto in het portiek op het adres Wohlwillstraase 22.’

Dat adres was me onbekend. Ik vroeg hem er dan ook nader naar.

‘Ken je klassiekers’, kreeg ik in licht verwijt als antwoord.

In 1969 gingen The Beatles elk hun eigen weg. Het resulteerde in mooi solowerk. Daarvan is de lp Rock ’n Roll (1975) van John Lennon er een. Hij ging daarop muzikaal terug naar het repertoire dat The Beatles in hun beginjaren live speelden in The Cavern in Liverpool en in de Kaiserkeller in Hamburg: soul- en rock covers van legendarische Amerikaanse artiesten. Op deze lp overtreft het indrukwekkende Stand by Me het origineel van Ben E. King. De bombastische productie van Phil Spector in combinatie met de pathetische zang van Lennon maakt dat deze uitvoering niet te evenaren is.

Rock ’n Roll werd in deze hoes verpakt:



Een vetkuif in zwartleren vliegeniersjasje leunt achteloos tegen de deurstijl van een portiekwoning. Hij kijkt terzijde. Het is een foto uit 1961 van Jurgen Vollmer, een Hamburgse vriend van het viertal uit Liverpool. Hij maakte deze in de Wohlwillstrasse 22.

Goed en wel in Hamburg duurde het niet lang of ik was ter plekke. Het is om de hoek van het stadion van F.C. Sankt Pauli, een sympathieke cultclub die voetbalt in de 2.Bundesliga.

Huisnummer 22 is een soort hofje, maar het is die vriendelijke aanduiding tegenwoordig niet meer waardig. Het is een rommelige binnenplaats, dat men nu in het Duits als unheimisch zou kwalificeren. Zonder de parate kennis en het wat dwingende verzoek van mijn jongste broer zouden me het verdwaalde fietswiel en de slordige brievenbussen zijn ontgaan:



De Franse striptekenaar Hervé Bourhis heeft de geschiedenis van The Beatles én van hun solocarrières mooi in woord en perfect in beeld verstript in Le Petit Livre des Beatles (2010). Bladerend in dit feestelijk en schitterend vormgegeven boek komen we al snel deze tekening tegen:



De Wohlwillstrasse blijkt een niet te verwaarlozen detail in de wonderbaarlijke geschiedenis van The Beatles.

En daar stond ik, in dat portiek.













____________________________

Dank aan Sander:


























zondag 26 juni 2016

Tersluiks

Wanneer je niet wilt opvallen, fysiek of sociaal, dan pas je je aan je omgeving aan. Je gaat er stilletjes in op. Van nature weten kameleons daar wonderlijk en adequaat raad mee.

Het fraaie weer lokte me naar een zonnig terras. Met hun welnemen fotografeerde ik het tafelblad van het opgewekte stel dat naast me zat.



Een dag of wat later stond mijn dame in het halletje ons bezoek uit te wuiven. 'Wacht, wacht!’ verzocht ik haar en zocht de camera.



En dan een foto die ik uit VPRO-gids #39 van 2012 knipte.



Van hetzelfde laken een pak.







zaterdag 7 mei 2016

Platina

Kijk aan, een foto van een mooi jong stel. 

Een zonnige toekomst straalt het paar onbevangen tegemoet. 



Het zijn mijn ouders, Hermien en Jan.

Vandaag zeventig jaar geleden was hun trouwdag. Deze verdiende een foto. Een plechtige foto. Dat werd deze. Het is een foto van een fotograaf wiens signatuur we rechtsonder strak en ferm in een snelle tag aantreffen. Hij maakte een fraai dubbelportret in getemperd licht en donker. Met de scherpte/diepte nam hij het niet zo nauw. Daarom oogt de rechterschouder van Jan wat vaag en donker.

Jan staat ferm achter Hermien. Rugdekking. Dat doet de positionering. Dat doet de echtgenoot. Een retorische vraag: kunnen we ons een beeld voorstellen waarbij deze rollen zijn omgedraaid?

Hij draagt een prachtig, katoenen pak met fijne horizontale en verticale krijtstrepen. Het luistert allemaal nauw. Het zit hem als gegoten. Zijn witte overhemd is er een van grote klasse: een ferme boord in ton-sur-ton. Ach, die stropdas, die had een tikkeltje meer naar boven geknoopt gemogen. En de pochette, die past die enkele Windsor niet. Maar voor het overige getuigt alles van chique. Zijn naar achteren golvende kapsel doet denken aan dat van Bram Mozkowicz. Kijk je goed naar Jan, dan zien we er zonder moeite mijn jongste broer in terug. En van hem wordt vaak gezegd dat hij veel op mij lijkt. Genetica verklaart veel.

Jan heeft slechts één oor. Een raar gezicht.

Hermien draagt iets zomers. Al die bolletjes blijken margrietjes in de knop. Het zwart-wit van de foto, dat is die tijd. Graag zag ik de foto in kleur, in de kleuren van toen. Het lijkt alsof het kleerhangertje van haar jurkje er nog in zit. Maar dat doet het dessin. Het gesloten boordje geeft het een oriëntaalse uitstraling. Het halskettinkje dat ze draagt met daaraan een wat grote broche is van een meisjesachtige sier en aandoenlijkheid. Begin jaren ’90 heb ik gedurende een jaar een orthodontische beugel gedragen. Deze plaatste mijn voortanden weer gesloten aaneen. Ik had dit esthetisch ongerief niet van een vreemde.

Hun wonderlijk langdurige huwelijk kende veel bijzondere momenten. Ik memoreer slechts de geboortes van hun kinderen: vier stuks zonen maar liefst, allen geboren binnen vijf jaar. Een dochter had vooral Jan er zo graag bij gehad. Daar is het nooit van gekomen.

Dertig jaar na hun trouwdag bezochten mijn ouders Rome. Jan schijnt zich daar te hebben verwonderd over de bouwval: de talloze architectonische relikwieën van het Romeinse Rijk die de stad telt. Als handelaar in hout- en aanverwante bouwmaterialen laat zich dat enigszins begrijpen, maar zijn altijd zakelijke blik op de dagelijkse werkelijkheid heeft hij eigenlijk nooit weten te verruimen.

Aan dit bezoek aan antiek Rome herinnert een iconische foto.



Beiden hebben een rokertje ferm tussen de lippen. Jan kijkt snaaks naar links, Hermien met gesloten ogen naar beneden. De foto getuigt van wederzijds plezier.

Ach, zeventig jaar: geen mens is de eeuwige jeugd gegund, laat staan de eeuwigheid. Mijn ouders evenmin. Dat is inmiddels gebleken.

woensdag 27 april 2016

Koninginnedag 2009

Eind april 2009 verbleven we in Rome. Het was onze eerste kennismaking met de Eeuwige Stad. Geschiedkundig en architectonisch allemaal reuze interessant, maar Parijs heeft, wat mij betreft, daaromtrent betere papieren.

Niettemin valt er in Rome veel te beleven. Nadat we het Pantheon hadden bezocht, een bouwkundig verbluffende koepelconstructie, vervolgden we onze weg naar de volgende culturele attractie die Rome ons te bieden had. Daarbij passeerden we een internetcafé. Tegenwoordig een gedateerd verschijnsel, maar destijds een oase voor de immer onstilbare digitale dorst. We moesten het daar dan ook maar even flink van nemen.

Toen we beiden goed en wel voor het beeldscherm zaten om mail en overige na te lopen bleek onze dochter Ruth, toen vijftien jaar, zich over de camera te hebben ontfermd. Vanaf de straat maakte ze deze foto. 


We lezen het nieuws over de aanslag die een doorgedraaide, doldrieste gast met een zwarte Suzuki Swift het in Apeldoorn op de bus van het Koninklijk Huis had gemunt. De Oranjes kwamen er genadig en zonder kleerscheuren van af, maar voor veel anderen pakte dit fataal en tragisch uit.

Schrik, verbijstering en ongeloof. 

De foto zegt het.


donderdag 21 april 2016

Azienda Municipale Trasporti


Catania is een van de grotere steden op Sicilië. Driehonderdduizend inwoners maar liefst. We kwamen er aan op International Airport Catania. Dan ben je ter plaatse aangewezen op voet, fiets, trein en bus.

Al gauw hadden we de bus te pakken die ons naar het centrum van Catania zou brengen. Onderweg informeerden we bij de chauffeur naar de buslijn die de straat van onze vakantiewoning zou aandoen, Via Curia. De man flapperde wat met zijn oren, vervolgde zijn route en zette ons onderweg af op een leeg, troosteloos plein, waar zich een klein hokje bevond voor de chauffeurs van de AMT, de plaatselijke busmaatschappij. De mannen deden er zich tegoed aan gekoeld water, een rokertje hier en ratelende kletspraat daar. Vrouwen heb ik tijdens ons verblijf in Catania niet achter het stuur van een autobus kunnen betrappen. Siciliaanse mannen claimen kennelijk dit soort veronderstelde macho-beroepen.

Maar goed, bij genoemd hokje moesten we het maar vragen. De mannen daar zouden het vast wel weten. Via Curia: ja, de een had er wel eens van gehoord, maar waar, dat was die kwijt. Anderen begrepen mijn vraag niet, wat ik kon begrijpen. Italianen spreken over het algemeen slechts hun eigen taal. Een chauffeur die de straatnaam Via Curia toevallig opving nodigde ons uit in zijn lege bus, lijn 721. Na twintig minuten kachelen en hobbelen wees hij ons naar de straat waar het ons om te doen was: ‘Honderd meter teruglopen, oversteken, vooral voorzichtig daarmee en dan meteen naar rechts: Via Curia.’

Op zijn Siciliaans.

Grazie mille.

Via Curia is een zijstraatje van de Viale M. Rapisaldi, een hectische verkeersader die in het verlengde ligt van de Viale Regina Margaritha. Italiaanse straten hebben vaak poëtische, heroïsche en historische verwijzingen. Dat zien we ook hier maar weer. Maar het geraas van stinkende auto’s en knetterende brommers ontnam er iedere charme van.

We verblijven enkele weken in Via Curia en wel in een klein, maar fijn appartement. Even de hoek om biedt de straat een panoramisch uitzicht op de actieve vulkaan Etna. Dat was een spannend gegeven. En dat bleef het.

De AMT beschikt over veel bussen en wel in drie afmetingen: klein, groter en groot, alle in dezelfde idiote huisstijl, een combinatie van vijf verschillende kleuren. In afwachting van onze bus schoot ik wat foto's, geometrische abstracties.


Vanuit bedrijfseconomisch oogpunt zou je veronderstellen dat de AMT haar uiteenlopende vervoerscapaciteiten functioneel inzet. Dat bleek niet het geval. De bussen gaan hun eigen gang, wars van welke dienstregeling dan ook. Het raadplegen van een busboekje, waarin je alle buslijnen aantreft met daarbij de exacte aankomst- en vertrektijden, daarover beschikte de AMT niet. Juridisch sterk: als busmaatschappij geef je nooit formeel aan dat je, waar dan ook, ergens een bus mocht verwachten. Dit maakt klachtenprocedures hieromtrent onzinnig.

Niettemin waren alle bushaltes voorzien van informatieve matrixborden die op de minuut nauwkeurig aangaven wanneer een bepaalde bus bij betreffende halte zou arriveren. De bus communiceert digitaal met de halte. Zou je denken. Maar het deugde van geen kant. Lijn 433 en lijn 721 reden bij ons om de hoek naar de Via Etnea. Vanaf daar duizelt het van busnummers waarop we kunnen overstappen naar centro storico, onze dagelijkse bestemming. Feit is dat 443 en 721 onze halte nauwelijks aandoen. Wachttijden ter plaatse van minstens een half uur zijn gebruikelijk. Het zelfde geldt voor de terugrit. Overigens bleek de 721 dat weekend te zijn gewijzigd in de 621, een bus die we die avond twee keer hebben laten lopen omdat dit nummer niet in ons zelf samengestelde busboekje voorkwam.



Bij het eindeloos wachten zwierden gierzwaluwen rusteloos alom en van hot en naar haar. Met hun indringend gepiep maakten deze de zomer nog meer zomers dan dat deze daar in Catania al was.



donderdag 10 maart 2016

Selfie

Rembrandt van Rijn maakte circa tachtig zelfportretten. Hiermee leerde hij zich stemmingen, emoties en gelaatsuitdrukkingen weer te geven. Het zijn karakteristieke afbeeldingen, strenge trots in olieverf, ets en op papier. Hij gebruikte daartoe een spiegel. 

Omdat hij over onvoldoende middelen beschikte om modellen in te huren was Vincent van Gogh ook op de spiegel aangewezen. Zijn zelfportretten stemden over het algemeen weinig vrolijk. 

Willen we weten hoe Van Rijn en Van Gogh er werkelijk hebben uitgezien, dan moeten we hun zelfportretten via een spiegel bekijken.

Bob Dylan bracht in 1970 Selfportrait uit, een dubbelelpee waarmee hij muzikaal en inhoudelijk zich van zijn fans wist te vervreemden. De hoes liet een karikaturaal zelfportret zien. Geschilderd aan de hand van een spiegel? Lijkt me niet. Hij beschikte immers over een onuitputtelijk foto-archief waarin hij in overdaad figureerde. 

Voilá: enkele historische, artistieke selfies avant-la-lettre.

We genoten een groots, warm en genoeglijk familiefeest in de Dordogne. Ik fotografeerde Elleke op een moment dat ze op het scherm van haar mobiel kijkt en waarop ze tezelfdertijd met haar rechterwijsvinger de foto-app ervan toucheert.



Voorwaar een selfie. 
Zie de narcistische genoegzaamheid waarmee ze het resultaat koestert:



Misschien ongepast. Toch vroeg ik Elleke of ik die foto's mocht zien. 

Niks selfie. Ze bleek een foto te hebben gemaakt van het kleine gezelschap tegenover haar, waaronder haar fotograaf. Het ontging Lieke niet: terwijl ik terugkijk naar de twee foto's die ik zojuist van Elleke schoot weet zij de zoeker van de mobiel van Elleke te vinden.





Behalve de onverstoorbare rust die Fred zo aangenaam uitstraalt blijkt binnen dit secondewerk niets wat het lijkt.


donderdag 11 februari 2016

Stand by Me

Seydou Keita is een Malinees voetballer, een grootverdiener bij AS Roma. Van veel grotere betekenis en verdienste is naam- en landgenoot Seydou Keïta (1921-2001), een autodidactisch fotograaf. Om kosten te besparen nam hij van iedere scene die hem intrigeerde slechts één foto. In de beperking toont zich de meester. Keïta wordt de vader van de Afrikaanse fotografie genoemd en hij geldt inmiddels als een van de grootste fotografen van de twintigste eeuw.

De Franse kunsthistoricus André Magin schreef een boeiend artikel over Keïta in Vrij Nederland van 17 mei 1997. Daarbij werd onder meer deze foto geplaatst.


De avond is hitsig. Broeierig wordt de nacht. Rechts kalmeert de jongeman met bedarende gebaren de dame. Zij wendt haar hoofd resoluut van hem af: ze is niet gediend van praatjes. Zeker niet van de zijne. Wel van andere koek. Ze priemt haar rechtervoet- en knie tussen die van hem. De achter flank van de Peugeot 404 biedt stevige steun bij haar intenties. De kurken plateauzolen van haar sandalen komen goed van pas, maar net niet afdoende. Was ze net iets lager tegen het spatbord gaan leunen, dan was het raak geweest.

De flits overvalt de jongelui die aan de achterzijde van de 404 hun dingen doen, dingen die men het liefst de duisternis toevertrouwt. Ben E. King bezong een sensualiteit als deze treffend in zijn soulklassieker Stand by me (1961):

When the night has come and the land is dark
And the moon is the only light we see
No, I won’t be afraid, oh, I won’t be afraid
Just as long as you stand, stand by me.

Dan is daar ineens Keïta. Zoals gezegd maakt hij waar dan ook slechts één foto. Maar waarom hier én op dit moment?

Met zijn ferme rechterhand optimaal gespreid drukt de jongeman verschrikt zijn meisje beschermend tegen zijn borst. Hoewel het flitslicht de rituelen plots en hinderlijk verstoort, biedt dit wel de mogelijkheid de 404 nader te inspecteren. 

Het is een oud exemplaar: op beide achterbanden treffen we geen enkel profiel meer aan: het lijkt als of de wagen op zijn binnenbanden staat. De 404 is er een van het eerste bouwjaar: de stootsteunen hebben geen rubber kussentje, je ziet het aan de kleine, nauwelijks waarneembare ronde reflectors op het achterscherm en aan de kale raamstijlen in het interieur die niet met kunststof zijn bekleed. Maar ook aan de uitlaat die bij dit eerste type net iets rechts van het midden was geplaatst. Waarom deze hier met ongeveer een halve meter is verlengd is overigens volstrekt onduidelijk. Het biedt flink ongemak bij achterwaarts inparkeren. Het uiteinde is roetzwart: wanneer de zuigerveren versleten zijn, dan ontstaat er ruimte tussen zuiger en zuigerwand. De smeerolie sijpelt dan door naar de verbrandingskamer en verbrandt daar. Het geeft roet op het uiteinde van de uitlaat. Misschien is de auto zojuist komen aanrijden. Dan is die pijp nog gloeiend heet. Dan is het wel even oppassen geblazen tijdens dit gedachteloos spel der liefde.


Het is een zwoele avond, midden jaren zeventig. De jongelui zijn luchtig en stijlvol gekleed, de dames in mini, de heren in disco. Het wordt een avond van duisternis, intimiteit, erotiek en verlangen.