Ieder jaar programmeert het Noord Nederlands Orkest begin januari het Nieuwjaarsconcert, altijd een luchtig, niets-aan-de-hand iets,
waarbij vooral dijenkletsers en wat ondeugende aria’s uit de operettewereld de
boventoon voeren.
Maar men steekt steevast van wal met het Grönnens Laid. Wanneer de eerste noot
van dit Groninger volkslied wordt ingezet, dan staat het voltallige publiek als
vanzelf op en zingt het met trots en uit volle borst mee. Het is een klein moment
dat me altijd raakt.
Het programma van vanavond biedt onder meer werk van Strauss jr., Kálmán en Léhar. Het is de wereld van de wals en
de operette. Vooral in het Wenen van de fin-du-siècle
was dit werk erg populair. De bürgerliche
Geselschaft met haar preutse, schijnheilige Victoriaanse moraal werd daarin vaak op lichtzinnige
en kluchtige wijze de maat genomen. Aan de andere kant stoffeerde deze muziek ook
de pracht en praal van het Habsburgse Rijk.
Hoe lekker dit werk ook klinkt en swingt, Strauss jr minachtte zijn eigen muzikale
bezigheden. Als beroep liet hij in zijn paspoort walsfabrikant noteren: een gewichtig industrieel. Desondanks geniet
men na meer dan een eeuw, op de geëigende momenten, van zijn charmante composities.
De sopraan Jeanine de
Bique betreedt onder enthousiast applaus het podium. Ze schudt de dirigent warm
de hand, ze knikt minzaam naar het orkest en volgt het met ‘Heia, in den Bergen ist mein Heimatland’. Het is een mooie tekst,
die aan de verbeelding niets te wensen over laat. Ogen dicht: Oostenrijk.
Jeanine de Bique is afkomstig uit Trinidad,
een Zuid-Amerikaans land dat men eerder associeert met calypso, reggae en lichtzinnig
carnaval, dan met het truttig, burgerlijk Weens genre. Het was dan ook een
raar, wat vervreemdend gezicht deze dame dit typisch Midden-Europees repertoire
uit de 19e eeuw bij dit Nieuwjaarsconcert te zien zingen. Bij bepaalde muziek passen slechts traditionele, vastgeroeste
beelden. Ook hier. Het is niet anders en dat was me goed en wel duidelijk. Een foto bij een summier verslagje dat het huis-aan-huisblad De Groninger Gezinsbode aan dit concert besteedde illustreerde dit
fraai. (Overigens zou ik als fotoredacteur er een gekozen hebben, waarbij de
linkerhand van de violiste niet de oksel van De Blique kietelt.)
Het nam niet weg dat la Blique de Schwung und Erlebnis van het Wenen van toen feilloos wist te raken.
Zo anachronistisch het leek, de avond klonk als een klok.