woensdag 23 april 2014

Sicilia

Vorige zomer verbleven we op Sicilië, het Italiaans eiland dat cartografisch door de laars achteloos wordt wegschopt. Misschien wel omdat het Italiaanse vasteland van mening is dat het een ander Italië is dan het eigen. Maar een behandeling als deze verdient het eiland allerminst. Sicilië is verrassend Italië. Het heeft ongeveer de grootte en ook de geometrie van België. Daarmee houdt iedere vergelijking op. Met deze constatering is duidelijk dat we het hier niet over het formaat van een willekeurig Waddeneiland hebben.

Eerst de fiere tricolore.




Ik zocht naar een historische verklaring voor de kleurstelling van de Italiaanse vlag. Deze trof ik nergens. Onbenullig bezien, dan hebben we van doen met de kleur van basilicum, van mozzarella en die van tomaat. Het zijn de basisingrediënten van de Italiaanse volkskeuken.

Een treinreis vanaf Groningen plus een taxi vanaf Hoogeveen brachten ons te nauwer nood op Schiphol, van waar de vlucht met Alitalia via Milano Linate ons op Falcone e Borsellino in Palermo bracht. Over deze enerverende reis berichtte ik op 23 februari jl. 

Namen van luchthavens verwijzen vaak naar de plek waar deze is gelegen. Die van Palermo niet: deze is vernoemd naar twee onderzoeksrechters die zich in de jaren ‘80 en ’90 vastbeten in dossiers van de mafia. Beiden riepen daarmee liquidatie door de Cosa Nostra over zich af. Dat geschiedde prompt. De naam van de luchthaven is een waardige hommage aan deze beide crime-fighters. De autoriteiten geven met deze naamgeving ieder die het eiland via deze luchthaven bezoekt glashelder te kennen afstand te nemen van de nog steeds bestaande, maffiose praktijken.

Bienvenuto.

Een taxichauffeur die een ieder zich zou wensen bracht ons naar Via Duca d’Aosta 121 in Balestrate, ons vakantieadres. Het is een woning op de begane grond in het centrum van het kleine plaatsje aan de MarTirreno, ongeveer 40 km ten westen van Palermo. Gegarandeerd gevrijwaard van toeristen. Misschien dat het ontbreken aan historisch sprekend spektakel van Balestrate dat verklaart. Desondanks doet een en ander niets af aan de warme gemoedelijkheid ervan. Het is een volks dorp met een strak, haaks stratenpatroon. 




Het is een eeuwenoud, zeer overzichtelijk principe bij ruimtelijke ordening. Zie de straten van Pompeii. Het heeft zijn klimatologische reden: als de geografische ligging je voortdurend met een meedogenloze zon op de huid zit, dan bouw je huizen in elkaars schaduw. Dan ben je grotendeels van de zon af. Dit levert smalle, saaie straatpatronen op. 

Onze woning, circa 15 meter diep, had de entree aan genoemde straat en de achterzijde aan de straat die daar parallel aan liep. Een bijzonder gegeven. Deze straten zijn alle van zuid naar noord erg steil. Het lokale gemotoriseerd verkeer maakt er handig gebruik van: van boven naar beneden verkiest men te freewheelen: auto’s, scooters en brommers rollen, met uitgeschakelde motor als vanzelf naar beneden. Men zal denken dat hen dit op jaarbasis een flinke grijpstuiver oplevert, maar dit veronderstelde voordeel gaat teniet door eerst met volle kracht naar boven te kachelen. Dat vraagt meer brandstof dan je lief is. Misschien wel meer lood dan oud ijzer.

Bij het design in 1957 van de oorspronkelijke Fiat 500 werd de breedte ervan afgestemd op de smalle steegjes en straatjes die het centrum van oude Italiaanse steden kenmerken. Deze moesten en zouden hoe dan ook met een auto begaanbaar zijn. Vandaar de schaal van dit rugzakje.

Wandelend door het historisch centrum van Palermo ontgingen me deze twee niet, zorgvuldig opgeborgen in een stoffige, rommelige openstaande schuur.



Voor echte vuilniswagens, daarvoor zijn de straatjes in Balestrate veel te smal. Het huisvuil wordt dan ook dagelijks door een compact, open wagentje opgehaald. De bewoners verpakken dit in plastic boodschappentasjes. Deze worden altijd aan iets - wat dan ook -boven de grond opgehangen. Katten, ratten en honden, die moet je niet tot een en ander verleiden.

Een illustratie:



De wapperende Italiaanse vlag aan het begin van dit verhaal is overigens een fotografisch detail van de drie plastic tasjes, die men op het laatste plaatje rechtsonder aantreft. 

Fraai toeval.

Een haaks stratenpatroon zoals geschetst brengt met zich mee dat je zonder een meter meer te lopen, vanaf ons huis in de Via Duca d’Aosta naar het centrum van Ballestrate - hooguit een afstand van anderhalve kilometer - kunt kiezen uit 1168 wandelvarianten. Plus 1168 manieren weer terug naar huis. Zo saai misschien het dorp, zo verrassend het kan zijn!


Hoe meer straathoeken, hoe meer geclaxonneer. Hier kan men er dan ook wat van. Motorisch verkeer brengt dagelijks een onophoudelijke herrie met zich mee. Ingeblikte, digitale, als rustgevend bedoelde krekelgeluiden die de wachttijd voor voetgangers bij zebra’s aangeven tot het moment waarop ze veilig (?) kunnen oversteken, verstommen domweg in de herrie van auto’s en het mechanisch geknetter van brommers, scooters en motoren.

In de plaatselijke economie speelt ambulante handel een belangrijke rol. Van ‘s morgens vroeg tot laat in de avond struint men met kleine pick-uptrucks, bestelwagentjes en ijzeren honden de straten systematisch af met aantrekkelijke koopwaar: meloenen, ijsco’s, keukenstoelen, groente en fruit, matrassen, dameskleding, tuinmeubels, aardappelen, lingerie, uien en verse vis. 


Het kan allemaal niet op. Een en ander gaat gepaard met warme aanbevelingen via de megafoon die de chauffeur als de beste beheerst. Als je de taal niet kent, dan veronderstel je een catastrofe die de stad op wel héél korte termijn te wachten staat: wegwezen is je geraden!

Dit soort straatgeluiden deden me denken aan het opgewonden radioverslag van het bezoek van Hitler aan het Rome van Mussolini, dat we in de film Una Giornate Particolare (Ettore Scola, 1977) sonoor en onafgebroken op de achtergrond horen. Een huissloof en een nicht laten deze historische ontmoeting tussen een fascist en een nazi voor wat het is en vinden op dat moment méér dan troost bij elkaar. (Het waren misschien wel de beste rollen ooit van La Loren en Mastroianni.)

Straat- en achtergrondgeluiden, ze zijn er dagelijks, altijd maar weer.

Een willekeurige ochtend, zo rond 11.00 uur, gaf ik mijn oren voor de aardigheid eens goed de kost. Deze kregen rond die tijd het volgende te verwerken: een zanger met een akoestisch gitaar die een monotoon, jammerlijk lied eindeloos vanaf een balkonnetje te beste gaf. Hij kreeg er geen genoeg van. Ik al snel. Een canzone van Eros Ramazotti vanuit een transistorradio bij de buren, zijn wat schorre stem door zoete violen en stevig gitaarwerk ondersteund. Een liedje van Caro Emerald waaronder een irritante, computergestuurde, pompende beat. Het monotoon gekoer van twee Turkse tortels. Een bromfiets die komt aanknetteren en waarvan de berijder plots fors in de remmen knijpt. Een Arabisch aandoende aria vanuit één-hoog. Rumoer van genoemde ambulante handel. Honden in eindeloze dialoog en hartverscheurend gekrijs van een verstandelijk gehandicapt tienermeisje. Het ging vergezeld met veel heen en weer gescheld. Je kent de taal nauwelijks, maar het wederzijds onbegrip, dat kon je niet ontgaan. Haar geschreeuw en gegrom in hoge nood was tot diep in de nacht schering en inslag. Het ging ons door merg en been. Voor de straatbewoners bleek het dagelijkse kost.

Hoe gek en idioot het ook klinkt, psychiatrische ziekenhuizen zijn in Italië bij wet verboden. Men kent er al sinds jaar en dag de opvang en zorg binnen het eigen sociaal netwerk: mantelzorg, zoals we die in Nederland zo liefdevol noemen. We maakten vaak de smartelijke ontsporingen ervan mee.

De dag leek pril, maar deze was al vol op stoom. Dat was me al snel duidelijk.


Misschien is het Italiaans wel de taal met de mooiste klank en melodie. Maar op Sicilië hoor je er weinig van: men spreekt er een dialect dat minder zingt dan het Italiaans, een dialect waarbij de klinkers worden kort gehouden. Het Siciliaans is dan ook wat minder melodisch; het is verwant aan het Grieks. Dat houdt er meer medeklinkers op na dan klinkers. De muziek gaat er dan al gauw uit. Ook onderscheidt het eiland zich van de rest van Italië door het feit dat de bewoners nogal eens blond en Noord-Europeaans ogen. Geen mediterrane haakneuzen, maar Noord-Europese koppen. Het heeft een historische verklaring. Sicilië ligt strategisch en prominent in de Middellandse Zee. Europese vorstenhuizen als de Habsburgers, de Bourbons en de Savoyes maakten er ooit de dienst uit. Dit heeft zichtbaar typologische consequenties met zich meegebracht. 

Terug naar Sicilië, het eiland waarop bierglazen, tampons en aqua frizante op een doodnormale, door-de-weekse dag niet meer in de plaatselijke winkels voorradig waren. De vraag er naar werd steevast beantwoord met finished. Korte metten, een antwoord dat bijvoorbeeld impliceerde dat vrouwen die het betrof, een en ander voortaan maar anders moesten zien te klaren.

Heel iets anders.

We bezochten nogal eens het mooie, rustige zandstrand van Balestrate. Voor een paar euro beschikte je over een harde plastic strandstoel en over een royale parasol, waaraan een klein tafelblad was bevestigd. Goedkoop gemak. Er was plek voor minstens 100 man, maar tijdens onze aanwezigheid in juli, hield de belangstelling voor dit strandje door de week niet over. Hooguit 20 badgasten. Italianen nemen het er pas in augustus van.



De gang van zaken was de volgende: je arriveert, je betaalt en vervolgens word je een volstrekt willekeurige strandstoel toegewezen. Aanvankelijk werden we steevast ter rechterzijde gepositioneerd, een plek waar je vanaf 15.00 uur continue op house en andere pokkenherrie werd getrakteerd. Op alle dagen die zouden volgen gaven we het personeel, waarmee we inmiddels al aardig vertrouwd waren geraakt, te kennen dat de andere kant van het strand vanwege de betrekkelijke rust ons liever was. Desondanks bleek dit nooit een vanzelfsprekendheid. 

Rare mensen, zullen die gasten gedacht hebben. Die gedachte bekroop ons ook.

Ondertussen sjokken Noord-Afrikaanse mannen dapper en volhardend met complete, mobiele winkels op hun schouders heen en weer langs de lange kustlijn. Met meedogenloze charme weten ze de meest onzinnige prullaria de badgast aan de man te brengen: spiegeltjes, hoesjes voor een mobieltje, kammetjes, vliegers, ballonnen, armbandjes, zonnebrillen, kettinkjes, oorbellen, nep kleinood, broekriemen, petjes, schepjes en schopjes en zo veel meer. 

Migranten verrijken ons met gedoogde overbodigheid.

Naast werk van Jean-Paul Franssens las ik op het strand La Superba (2013) van Ilja Leonard Pfeiffer. Het boek fascineert. Het sleept je mee. Het is tragisch en komisch. Het is hard en gitzwart. Autobiografie en fictie gaan rakelings in elkaar over. Goed en wel genesteld in de gehuurde strandstoel las ik schaamteloos en met verbijstering het schrijnende hoofdstuk Fatou Yo, een tragisch en ontluisterend relaas van migranten die vanuit Noord-Afrika via de Italiaanse springplank Lampedusa Europa proberen te bereiken. 

Geld, geluk, comfort, kommer en kwel. 

Wat meer drijft de mens?

De Cosa Nostra heeft op Sicilië nog steeds een ongebreidelde macht. Bloedige afrekeningen en plein public, die vinden weliswaar nauwelijks meer plaats, maar de economie van het eiland is nog steeds in vaste en ferme hand van deze ongrijpbare organisatie. Driekwart van de middenstand en bedrijven wordt afgeperst om een zeker percentage van haar omzet als pizzo aan de mafia af te dragen

Pizzo: er is geen Italiaanser woord dan dit. Juist vertaald: beschermingsgeld. 

De mensen hebben er zo langzamerhand meer dan genoeg van, getuige het artikel dat ik in het weekblad Tempi van 3 juli 2013 aantrof:



Bij ons om de hoek bevond zich Il Punta, een buurtwinkeltje dat ons alles te bieden had. De baas bleek aan de stoel bij zijn kassa vastgekleefd. Misschien was daartoe reden. Aanvankelijk was hij een wat ontoegankelijke man, maar terloops brak toch het ijs. Iedere morgen wanneer ik vroeg de winkel bezocht was hij in gezelschap van een in keurig kostuum gestoken man, met altijd formulieren bij zich en een balpen die het altijd deed. Ze bespraken een en ander bij zijn kassa, ze wisselden papieren en documenten uit en als laatste een beleefde groet. 

Het dunkt me dat men binnen deze parallelle economie nogal wat te verbergen heeft. 




Van een mooie, rauwe Parmaham liet ik op zekere dag drie ons afsnijden. Daarnaast kocht ik een paar stevige, rode tomaten. Het winkelmeisje verpakte het met zorg in een transparant, plastic zakje. Prijsstickertje er op, afrekenen en klaar. Na het afrekenen verpakte de baas mijn aankoop vervolgens in een overbodige, bruine papieren zak. ‘Dat hoeft niet’, gaf ik hem onbeholpen, maar vooral duidelijk aan: alles was immers al mooi verpakt en bovendien had ik zelf een tas bij me. Hij keek me aan, trok met een wijsvinger zijn onderste linker ooglid naar beneden, suggererend dat de mensen niet hoeven te weten wat ik bij hem had kocht. Hoe klein de aankoop, aldus verpakt, verliet ik al de dagen die zouden volgen het winkeltje.

Aan een bezoek aan het dorp Corleone, daar konden we niet omheen. We huurden daartoe een Fiat Punto.

En daar reden we, slingerend door het charmante heuvellandschap, gestoffeerd met olijfbomen, wuivende cypressen, dennen, citroenbomen, dorre vlaktes, groene weilanden, een dorpje hier en wat huisjes daar. 

Maar niets is wat het lijkt: we rijden door een schuldig, duister landschap van wraak, dood en verdriet, langs plekken waar gedurende decennia afrekeningen, moorden, martelingen en bloedbaden plaatsvonden en langs dumpplaatsen van lijken van slachtoffers van de Cosa Nostra

Goed en wel in Corleone bezochten we het Centro Internazionale di Documentazione sulla Mafia e Movimento antimafia. Het is een hele mond vol, maar de vriendelijke, gedreven gids had ons dan ook veel te vertellen.

Men houdt zich bij dit CIDMA onder meer bezig met het digitaliseren van veel meters rechtszaken en nog veel meer meters dossier rond de mafia.

Ik trof er een bezige dame:




Het bezoek aan dit indringende museum bevestigde ons goed en helder dat de Cosa Nostra een gewetenloze, misdadige onderwereld is. In producties als The Godfather en The Sopranos wordt deze vals geromantiseerd. 

Achterdocht vermoedt de hand van de mafia bij het schrijven van de scripts ervan.


Sicilië verwart. 

Het eiland intrigeert.








vrijdag 18 april 2014

Passion

Sinds drie jaar verbeeldt de Evangelische Omroep rond Pasen op spectaculaire wijze het lijdensverhaal van Jezus, verpakt in een ongeloofwaardige eigentijdse jas: Passion.

Het is een tv-drama waarin BN-ers een prominente rol vertolken. 

Voor wat het waard is.

Vanavond vond de uitvoering ervan in Groningen plaats. Stad stond dagenlang onhandig op de kop. Voor deze reli-kitsch moest veel wijken en worden gedoogd. Dat gebeurde.

Passion.

Ik dacht even aan het schuurpapieren stemgeluid van Rod Stewart en wel aan zijn gelijknamige single, afkomstig van de lp Foolish Behaviour (1980).



Wanneer lijden vermaak wordt spreekt men van sadisme, een perverse vorm van foolish behaviour

Het is niets anders dan dat.