Kijk aan, een foto van een mooi jong stel.
Een zonnige toekomst straalt het paar onbevangen tegemoet.
Het zijn mijn ouders, Hermien en Jan.
Een zonnige toekomst straalt het paar onbevangen tegemoet.
Het zijn mijn ouders, Hermien en Jan.
Vandaag zeventig jaar geleden was hun trouwdag. Deze
verdiende een foto. Een plechtige foto. Dat werd deze. Het is een foto van een
fotograaf wiens signatuur we rechtsonder strak en ferm in een snelle tag aantreffen. Hij maakte een fraai
dubbelportret in getemperd licht en donker. Met de scherpte/diepte nam hij het
niet zo nauw. Daarom oogt de rechterschouder van Jan wat vaag en donker.
Jan staat ferm achter Hermien. Rugdekking. Dat doet de
positionering. Dat doet de echtgenoot. Een retorische vraag: kunnen we ons een
beeld voorstellen waarbij deze rollen zijn omgedraaid?
Hij draagt een prachtig, katoenen pak met fijne horizontale
en verticale krijtstrepen. Het luistert allemaal nauw. Het zit hem als gegoten.
Zijn witte overhemd is er een van grote klasse: een ferme boord in ton-sur-ton. Ach, die stropdas, die had een
tikkeltje meer naar boven geknoopt gemogen. En de pochette, die past die enkele Windsor niet. Maar voor het overige getuigt alles van chique. Zijn naar achteren golvende kapsel doet denken aan dat van Bram Mozkowicz. Kijk je goed naar Jan,
dan zien we er zonder moeite mijn jongste broer in terug. En van hem wordt vaak
gezegd dat hij veel op mij lijkt. Genetica verklaart veel.
Jan heeft slechts één oor. Een raar gezicht.
Hermien draagt iets zomers. Al die bolletjes blijken
margrietjes in de knop. Het zwart-wit van de foto, dat is die tijd. Graag zag ik
de foto in kleur, in de kleuren van toen. Het lijkt alsof het kleerhangertje
van haar jurkje er nog in zit. Maar dat doet het dessin. Het gesloten boordje geeft het een oriëntaalse uitstraling.
Het halskettinkje dat ze draagt met daaraan een wat grote broche is van een
meisjesachtige sier en aandoenlijkheid. Begin jaren ’90 heb ik gedurende een jaar een orthodontische
beugel gedragen. Deze plaatste mijn voortanden weer gesloten aaneen. Ik had dit
esthetisch ongerief niet van een vreemde.
Hun wonderlijk langdurige huwelijk kende veel bijzondere
momenten. Ik memoreer slechts de geboortes van hun kinderen: vier stuks zonen maar
liefst, allen geboren binnen vijf jaar. Een dochter had vooral Jan er zo graag
bij gehad. Daar is het nooit van gekomen.
Dertig jaar na hun trouwdag bezochten mijn ouders Rome. Jan schijnt zich daar
te hebben verwonderd over de bouwval:
de talloze architectonische relikwieën van het Romeinse Rijk die de stad telt. Als
handelaar in hout- en aanverwante bouwmaterialen laat zich dat enigszins begrijpen,
maar zijn altijd zakelijke blik op de dagelijkse werkelijkheid heeft hij
eigenlijk nooit weten te verruimen.
Aan dit bezoek aan antiek Rome herinnert een iconische foto.
Beiden hebben een rokertje ferm tussen de lippen. Jan kijkt snaaks naar links, Hermien met gesloten ogen naar beneden. De foto getuigt van wederzijds plezier.
Beiden hebben een rokertje ferm tussen de lippen. Jan kijkt snaaks naar links, Hermien met gesloten ogen naar beneden. De foto getuigt van wederzijds plezier.
Ach, zeventig jaar: geen mens is de eeuwige jeugd gegund, laat staan de
eeuwigheid. Mijn ouders evenmin. Dat is inmiddels gebleken.