Gisteren vierden Leo, de jongste broer van mijn moeder, en Ton hun vijftigjarig huwelijk.
Bij die gelegenheid in Wageningen sprak ik de aanwezigen toe met het volgende:
In 1964 vertrok een moeder in het diepe zuiden van Noord-Brabant met de noorderzon. Ze liet daarbij haar man plus vijf kinderen achter voor wat ze waren. Een grotere liefdeloosheid is haast niet denkbaar. De kinderen werden in een internaat geplaatst, een internaat voor kinderen die om welke ellendige reden dan ook niet thuis konden zijn. Troosteloze omstandigheden als deze bijvoorbeeld.
Tante Trees, een oudere zus van Leo en een wat jongere van mijn moeder,
was als Soeur Germaine in Bergen-op-Zoom als non werkzaam in deze treurige
branche.
Van een internaat weet ik wanten: ik verbleef van 1961 tot ‘65 bij de
fraters Maristen in Azelo, een buurtschap in Twente, dat we tegenwoordig vooral
kennen van de filebrichten op Radio 1. Azelo: het is verworden tot hinderlijk
verkeersknooppunt.
Maar goed. Die kinderen.
Voor de kerstvakantie van dat jaar zochten de nonnen logeeradressen
voor de vijf. Mijn ouders, althans mijn moeder, ontfermde zich over Yvonne, een
meisje van 16.
Ook ik kwam tijdens die vakantie vanuit Azelo thuis. Op vakantie in mijn
eigen ouderlijk huis in Lochem. Ik was 17.
Yvonne was een mooi meisje.
Die vakantie fietsten we samen naar de leerfabriek van Postel aan de
Goorseweg die in lichterlaaie stond. Gezeten in de berm aan de overkant van de
weg keken we naar iets dat ons eigenlijk weinig boeide. De brand, die zat meer
in óns.
De tijd vloog om en onze vakantie samen zat er dan ook vlot op. Yvonne terug
naar Brabant en ik naar Azelo.
En dan, 24 februari 1965, de trouwdag van Leo en Ton.
Ik schreef ze een hartelijke felicitatie. Met puberale passie
beantwoordde ik diezelfde dag de brief die ik eerder die week van Yvonne ontving.
Geadresseerd, gefrankeerd en gepost.
Achteraf bleek dat ik beide brieven in de enveloppen had omgewisseld.
Mijn warme, mooie woorden heeft het bruidspaar dan ook nooit bereikt.
In artikel 13 van de Grondwet voor het Koninkrijk der Nederlanden lees
ik het volgende:
Briefgeheim is een wettelijk vastgestelde bescherming van poststukken
tijdens het transport naar de geadresseerde. Het is een ieder verboden
ongeopende post welke niet voor hem of haar bedoeld is te openen en te lezen.
Duidelijk. Klip en klaar.
Die dag, tijdens het feestgedruis rond Leo en Ton, werd een en ander allemaal
niet zo nauw genomen: mijn intieme brief aan Yvonne werd in zijn geheel aan de genodigden
voorgedragen.
Het schijnt veel hilariteit met zich mee te hebben gebracht. Ja, dat
zal !
En hier sta ik dan, maar liefst vijftig jaar later.
Van Yvonne heb ik nooit meer iets vernomen.